Historische hoeve "Klein Tomme", met erftoegang vanaf de Biesgatwegel en gelegen net ten noorden van de Poekebeek.
Historiek
Deze hoeve is eertijds, samen met de hoeve "Groot Tomme" (zie nummer 1), bezit van de heren van "Tomme". Deze heerlijkheid wordt voor het eerst vermeld in 1365 en situeert zich in het noordoostelijk deel van Tielt-buiten en op het grondgebied van Schuiferskapelle, Kanegem en Ruiselede. De heerlijkheid bezit onder meer hoge, middelbare en lagere justitie, jachtrente, een schepenbank van zeven schepenen, verscheidene heerlijke renten, het recht van 'doodkoop' en tal van achterlenen. Het vormt tevens een enclave samen met de lenen "Haeghe", "Callesteert" en het "Roosebeekse". Behalve deze hoeve met op het domein de graanwindmolen, bezitten de heren tevens een gelijknamige kouter, bos en het historische schaapgoed "Groot Tomme" (zie nummer 1).
Wouter van Poeke wordt in de 14de eeuw heer van Tomme. De machtige heren van Poeke blijven elkaar van vader op zoon opvolgen tot Jan III van Poeke in 1563 sterft. Door erfenis is François Gabriel de Jauche-Mastaing eigenaar tot zijn overlijden in 1577. Erna verheft Charles van Bourgogne het leen in 1601 waardoor het burggenootschap in handen komt van de familie Wakken-de Bourgogne tot 1707. Vermoedelijk door erfenismoeilijkheden komt het leen opnieuw in handen van de graaf van Vlaanderen, waarvan de Gentse priester Emmanuel-Carolus Maelcamp het koopt en schenkt aan zijn broer Charles-Aloïsius Maelcamp.
Eerste vermelding van de hoeve "Kleen Tomme" in 1732. De Ferrariskaart (1770-1778) toont een erf met twee losstaande volumes. Op het primitief kadasterplan (ca. 1830) wordt in de "Tommehoek" een woonhuis en bijgebouw weergegeven met klein bijgebouwtje ten noorden van het erf. Het kadaster registreert dan Deseridius Maelcamp uit Doornik als eigenaar van zowel "Groot Tomme" als "Klein Tomme".
In de loop van de 19de eeuw gaat de hoeve in verdeling over op de Doornikse familie Errembault-du Maisnil, die tot in de tweede helft van de 20ste eeuw eigenaar blijft.
In de loop van de 20ste eeuw wordt de nabijgelegen "Tommemolen" afgebroken. In 1949 worden het woonhuis en het bijgebouw uitgebreid en wordt een tweede bijgebouw opgetrokken aan de westzijde van het erf.
Beschrijving
Toegang naar deels verhard erf via ijzeren hek tussen betonnen pijlers. Verankerde bakstenen bestanddelen onder zadeldak (pannen/golfplaten). Eenlaagswoonhuis van zes traveeën met segmentboogopeningen voorzien van luiken. Aan oostzijde, aangebouwde 20ste-eeuwse langsschuur met metalen schuifpoort en schuiflaadluik in zijgevel. Grosso modo parallelle schuurstalvleugel met onder meer gedichte openingen. Recentere nutsgebouwen.
DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van Westelyk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel XV, Brugge, 1934, kolom 957-962.
HOLLEVOET F., Tielt feodaal, in De Roede van Tielt, jg. 33, nr. 3, 2002, p. 96-98, 108.
Bron: CALLAERT G. & SANTY P. met medewerking van BOONE B., DEVOOGHT K. & MOEYKENS S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Callaert, Gonda; Santy, Pieter Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)