is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinuskerk
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinuskerk: toren
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinuskerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Sint-Martinuskerk, neogotische parochiekerk gebouwd in 1909-1912 naar ontwerp van de Kortrijkse architect Jules Carette (1866-1927), met behoud van de midden 13de-eeuwse vieringtoren. Gebouwd ter vervanging van een kerk uit 1779, op de plaats van de vroeggotische kerk uit het midden van de 13de eeuw. Georiënteerde kerk zonder kerkhof, gelegen aan de oostzijde van het dorpsplein.
De kerstening van Aarsele gebeurt vermoedelijk rond 700 door de H. Ursmarus, abt van Lobbes. De abdij van Lobbes verkrijgt in 1085 het 'altare' en patronaatschap over de kerk van Aarsele, wellicht een houten kerkgebouw. De parochie behoort kerkelijk tot het bisdom Doornik. Omstreeks het midden van de 13de eeuw vindt de bouw van een eerste stenen kerk plaats, een vroeggotische kruiskerk met vieringtoren. Deze kruiskerk, gewijd aan Sint-Martinus, blijft grotendeels onveranderd bestaan tot het laatste kwart van de 18de eeuw. De kerk is vóór 1779 ingericht met vijf altaren: hoogaltaar, Onze-Lieve-Vrouwaltaar, Heilige Martinusaltaar, altaar van den Nood Gods en altaar van Sint-Hubertus. In 1559 wordt de parochie Aarsele bij het bisdom Gent gevoegd. De grond rondom de kerk, waarop het kerkhof lag, zou voortgekomen zijn uit verbeurde goederen van de graaf van Egmont en wordt in de tweede helft van de 16de eeuw omschreven als omringd met oude vervallen grachten. Volgens visitatieverslagen uit 1610 en 1637 is de kerk in het begin van de 17de eeuw in heel slechte staat, een 'ellendige en oude toestand'. In 1646 wordt ze door Franse soldaten in brand gestoken en geplunderd. In 1673 wordt de kerktoren door een blikseminslag beschadigd. In 1687 maakt Karel Deforce uit Kortrijk een preekstoel in barokstijl en wordt een nieuw Onze-Lieve-Vrouwaltaar geplaatst. In 1688 ondergaat de dorpskerk nog enkele wijzigingen, de Sint-Hubertuskapel en de sacristie worden afgebroken. Door Pieter Poppe wordt een nieuwe sacristie gebouwd. In 1698 wordt de kerk opnieuw bezet en gewit, na vervuiling als toevluchtsoord tijdens de bezetting onder de Negenjarige Oorlog (1688-1697).
In 1779 wordt de oude kerk in opdracht van de abt van Lobbes afgebroken en herbouwd, onder leiding van Cornelis Willems uit Drongen. De toren en delen van het koor en het transept worden behouden. De traditionele oriëntatie van de kerk wordt gewijzigd doordat de centrale pijlers van de vieringtoren het zicht op het koor teveel zouden belemmeren. Het altaar en het koor worden aan de westzijde gebouwd en de ingang onder de toren in het oosten geplaatst.
In 1834 wordt de parochie Aarsele herschikt onder het bisdom Brugge. In 1838 wordt een stukje van het kerkhof afgestaan ter vergroting van de "Marktplaats" aan de zuidzijde. In ruil daarvoor draagt de gemeente de kosten van een tweede sacristie, een nieuwe afsluiting tussen de markt en het kerkhof en het bouwen van een muur aan de noordzijde van het kerkhof. Reeds in 1868 zijn er plannen tot het volledig herbouwen van de kerk naar ontwerp van provinciaal bouwmeester Croquison. Het oorspronkelijke goedgekeurde plan hield de vergroting van de kerk met twee traveeën in, waarbij de vieringtoren zou afgebroken worden en vervangen door een westtoren en -ingang. Er wordt echter besloten de werken uit te stellen. Dat de toenmalige kerk uit 1779 niet populair was blijkt uit aantekeningen van de Tieltse stadsarchivaris De Somviele: "...dien afzichtelyken warklomp..., 't is te hopen dat die misvormde samenstel zyn hondersten verjaerdag niet zien zal, ...". In 1878 wordt het kerkhof met perkjes afgebakend en met een haag omplant. Wegen die het kerkhof doorsneden, worden gesupprimeerd.
In 1907 wordt opnieuw over grondige herstellingen aan de kerk gedebatteerd. Architect Jules Carette uit Kortrijk (1866-1927) wordt aangesteld om plannen en begrotingen op te maken. De eerste plannen van Carette lieten een vergroting aan de oostzijde zien (in breuksteen), de oriëntatie van de kerk met inbegrip van een nieuwe westgevel in neobarok en de verfraaiing van het schip met imitatiesteunberen en nieuwe raamomlijstingen. Opnieuw worden de plannen door de Koninklijke Commissie goedgekeurd, maar men adviseert dat een gelijke bouwstijl wenselijk is. Daarop worden de plannen aangepast en wordt voor neogotiek gekozen.
In de periode 1909-1912 wordt de kerk neogotisch herbouwd naar de vernieuwde plannen van architect Carette, de bouwwerken worden uitgevoerd door bouwonderneming Alberic Vande Kerkhove uit Ingelmunster. Het kerkmeubilair: biechtstoel, hoofd- en zijaltaren, koorgestoelte en communiebank, is eveneens naar ontwerp van Carette, het ontwerp daterend uit 1912. De uitvoering is van de hand van Valère Serrus uit Gent.
Neogotische altaren worden geplaatst in 1913, biechtstoelen in 1915. De glasramen van zijkapellen en koor werden in 1911 ontworpen en uitgevoerd door Samuel Coucke. Het kerkhof wordt overgebracht naar de Schoolstraat, op een perceel dat "doodakker" wordt genoemd. De verplaatsing werd al gepland in 1868, de grond uiteindelijk aangekocht in 1909, de overbrenging voltooid in 1910.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog loopt de pas voltooide kerk aan de noordzijde van het transept zware schade op door beschietingen. De vernielde gedeeltes worden herbouwd onder leiding van H. Vanden Broucke in 1920.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog wordt de kerk opnieuw bestookt. Door hevige beschietingen van een Duitse troepenmacht aan de overzijde van de Leie, wordt de top van de torenspits in 1940 afgeschoten. De toren wordt voorlopig hersteld, maar behoudt zijn uitzicht met afgestompte spits. Na de oorlog worden in 1948 aan de zuidgevel van de zuidelijke zijbeuk twee gedenkplaten van de Slag aan de Leie (1940) ingehuldigd. In 1955 wordt de torenspits hersteld. Ook alle overige oorlogsschade aan de toren en de kerk wordt hersteld, de uitvoering ligt in handen van aannemer A. Cottijn uit Heule, onder leiding van architect M. Allaert. Op de kruisviering verschijnt een nieuw hoofdaltaar. In 1957-1958 wordt ter plaatsing van een nieuwe verwarmingsinstallatie een bergkamer gebouwd in de hoek van koor en noordelijke zijbeuk.
In de periode 1973-1984 worden in de Sint-Martinuskerk een veertigtal nieuwe glasramen geplaatst van de hand van glazenier Maurits Nevens. In 1974 worden de Doopkapel en de Kruiskapel heringericht naar ontwerp van Huis Vandenhoutte uit Brussel. Daarbij wordt de oude kruisweg in de Kruiswegkapel in het zuidelijke transept geplaatst en het schip van een nieuwe kruisweg voorzien. De lambrisering van de Doopkapel in het noordelijk transept wordt vervaardigd uit gerecupereerde panelen van de oude communiebank en de omlijsting van de kruiswegstaties. In 1987-1988 worden dringende restauratiewerken aan het metselwerk van kerk en toren uitgevoerd. Het interieur wordt herschilderd.
Kerk gelegen op het dorpsplein (Aarsele-Dorp), ten noorden en zuiden geflankeerd door groenaanplantingen met parkeerplaatsen aan noord-, oost- en zuidzijde.
Neogotische kerk opgetrokken op kruisvormig grondplan met 13de-eeuwse vroeggotische achtkantige vieringtoren, driebeukig basilicaal schip van vijf traveeën, transept van een travee, hoofdkoor van twee traveeën met vierkante apsis, geflankeerd door vlak afgesloten zijkapellen. Materiaalgebruik: volledig opgebouwd in natuursteen, toren in veldsteen, overige 20ste-eeuwse delen in breuksteen. Leien zadeldaken met natuurstenen aandaken, leien torenspits.
Exterieur. Sober robuust westportaal met houten ingangsdeur in spitsboogvormige natuurstenen omlijsting, aan weerszijden geflankeerd door natuurstenen zuiltjes met knoppenkapitelen op basementen, onder spitsbogige druiplijst. Erboven een drielichtvenster waarboven een kleine spitsboognis en afgesloten door een aandak met natuurstenen kruis. De middenbeuk wordt geflankeerd door twee ronde hoektorentjes met versneden steunberen, langwerpige spleetvormige openingen en kegelvormige spitsen. De westgevels van de zijbeuken worden gekenmerkt door kleinere toegangsdeuren met natuurstenen omlijsting waarboven gekoppelde lancetvensters gevat in een rondboognis met daarboven een spleetvormige opening. Noordwestelijke ronde uitbouw van kapel op cirkelvormig grondplan, voorzien van lancetvenstertjes en kegelvormige spits.
Zijgevels van de lagere zijbeuken, zijkapellen en hoeken van transept geritmeerd door versneden steunberen en dwarsgeplaatste bekapping van puntgevels met aandak. Per travee gekoppelde lancetvensters binnen rondboogomlijsting waarboven spleetvormige opening. Zijkapellen voorzien van enkelvoudig spitsboogvenster. Koorafsluiting met gelijkaardige steunberen en drielichtvenster.
Een flankeertorentje in de noordwestelijke oksel van het transept en de noordelijke zijbeuk geeft toegang tot de vieringtoren. Achtkantige vieringtoren steunend op vierkante basis, via met halve piramiden afgedekte trompen waartussen kleine rondboogopeningen, waarboven acht spitsbogige galmgaten onder doorlopende waterlijst, bekroond door een achtzijdige naaldspits.
In de zuidelijke zijgevel zitten twee gedenkplaten van de Tweede Wereldoorlog, ter herinnering aan de Slag aan de Leie (1940). Aan het transept is een houten kruisbeeld bevestigd onder beschermend zadeldakje met bebording.
Interieur. Bepleisterde en witgeschilderde binnenafwerking. Hogere middenbeuk en lagere zijbeuken afgedekt door bakstenen kruisribgewelven met natuurstenen ribben, steunend op natuurstenen consoles met knoppenornamentiek. Beuken gescheiden door licht spitsbogige scheibogen steunend op ronde natuurstenen pijlers met achtzijdig knoppenkapiteel en achthoekige basis, waarboven een lichtbeuk van roosvensters. Wanden van zijbeuken, transept en koor voorzien van gekoppelde lancetvensters en drielichtvensters met figuratieve glas-in-loodinvulling. Zwarte natuurstenen tegelvloer.
Doopkapel en Kruiskapel ingericht in 1974, naar ontwerp van Huis Vandenhoutte uit Brussel. Lambrisering gemaakt uit gerecupereerde panelen van de oude communiebank en de omlijsting van de kruiswegstaties.
Mobilair. Eenvoudig neogotisch kerkmeubilair aangebracht bij bouw van de nieuwe kerk, naar ontwerp van J. Carette, in combinatie met enkele oudere stukken. Hoogaltaar, gepolychromeerde steen, 1913, vervaardigd door Gentse beeldhouwer Valère Serrus. Onze-Lieve-Vrouwaltaar, gepolychromeerde steen en marmer, 1913, vervaardigd door Gentse beeldhouwer Valère Serrus, met gepolychromeerd houten beeld van Onze-Lieve-Vrouw met kind uit 1901 van de hand van Mathias Lens uit Gent.
Sint-Martinusaltaar, gepolychromeerde steen en marmer, 1913, vervaardigd door Gentse beeldhouwer Valère Serrus. Koorgestoelte, hout, 2de helft 19de eeuw. Biechtstoelen, hout, vervaardigd door Valère Serrus uit Gent, geplaatst in 1915.
Preekstoel, hout, van de hand van Karel Laforce uit 1687. Volledig hersteld in 1895. Oorspronkelijke rug en klankbord verwijderd en vermoedelijk omstreeks 1970 in nieuwe ornamenten gebruikt, zie sacramentstoren. Doopvont, marmer met natuurstenen sokkel en koperen deksel, begin 19de eeuw. Orgel, bijna volledig vernieuwd in 1958 door Jos. Loncke en zonen (Esen); over het oude orgel zijn geen gegevens gekend.
Beeldhouwwerk: onder meer; 'Het Doopsel van Christus', gips, aangekocht in 1913 bij huis Parentani (Brussel); 'Heilig Hart van Christus', hout, s.d.; 'Onze-Lieve-Vrouw als Koningin des Hemels'.
Sacramentstoren, hout, vervaardigd door huis Vandenhoutte (Brussel) in 1971, recuperatie van rug van de preekstoel en oudere losse sculpturen, onder meer reliëf 'Het Laatste Avondmaal', verguld hout, 17de eeuw, afkomstig van achter het hoogaltaar; buste van de Heilige Martinus van Tours, hout, 17de eeuw.
Figuratieve glasramen in hoogkoor, kapellen en dwarsbeuk, daterend uit 1912, vervaardigd door de gebroeders Coucke uit Brugge. Overige glasramen vervaardigd door kunstglazenier Maurits Nevens uit Hoboken in de periode 1973-1984.
Oude kruisweg (in Kruiswegkapel) van veertien staties, schildering op doek, door Philippus Janssens in 1882, geschonken door familie De Monie - Van den Driessche in 1886. Nieuwere kruisweg (in kerkschip) van vijftien staties, vervaardigd in terracotta door Vonck uit Gent in 1973. Vervangen in 1998 door een kruisweg afkomstig van de Zusters van het Geloof uit Tielt.
Schilderijen. 'Besnijdenis', Vlaamse School, eind 17de eeuw.
Gedenkplaten in zijbeuken ter nagedachtenis van militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, marmer en natuursteen, 1919.
Bron: CALLAERT G. & SANTY P. met medewerking van BOONE B., DEVOOGHT K. & MOEYKENS S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda; Santy, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Over voormalige orgels van Aarsele zijn nagenoeg geen gegevens voorhanden. In 1878 werd een nieuwe (?) blaasbalg gemaakt door Louis Lovaert (Gent). In 1914 was Frederik Loncke (Esen) bezig met de opbouw van een orgel, doch hij moest ijlings op de vlucht door de inval van de Duitsers; het orgel diende onvoltooid achtergelaten te worden. In 1926 werden herstellingen uitgevoerd door Jules Anneessens (Menen); tevens plaatste hij een electro-ventilator. In mei 1940, door gevechten bij de Duitse inval, raakte de kerk (en het orgel) beschadigd en vervuild. Pas in 1948 werden substantiële herstellingen uitgevoerd, door Paul Anneessens (zoon van Jules). In 1958 werd een nagenoeg nieuw orgel gebouwd door Jozef Loncke & Zonen (Esen); er werd een hoeveelheid materiaal uit het vorige orgel hergebruikt.
Is deel van
Aarsele-Dorp
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinuskerk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86961 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.