is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Kevergem
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Kevergem
Deze vaststelling was geldig van tot
Kasteel "Kevergem", gelegen op de oostelijke oever van het kanaal Gent-Brugge, tussen de Legeweg en de Steenbruggedijk, een voormalige trekweg langs het kanaal. Het domein, dat is gelegen binnen een tweeledige grachtstructuur, is toegankelijk via de Kevergemdreef en de Steenbruggedijk, een voormalige trekweg langs het kanaal. Het kasteel zelf, dat in kern zeker opklimt tot de 17de (16de eeuw?), doch in de 19de en de 20ste eeuw vrij grondig is verbouwd, is gelegen in de noordwesthoek van het kasteeldomein. Ten noordoosten, op de hoek met de Kevergemdreef, net buiten de omwalling, staat het 19de-eeuwse koetshuis. Een brug over de gracht leidt naar het voorplein met centraal enkele imposante beuken. Ten zuiden van het kasteel is de voormalige parkstructuur nog deels afleesbaar. Beide parkdelen zijn onderling verbonden door een metalen brugje over de gracht. In het zuiden van het domein staat een begin 20ste-eeuws paviljoentje.
16de eeuw. Het kasteel wordt voor het eerst weergegeven op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Het ligt ten oosten van de toenmalige Zuidleie (of Brugse Leie), die vanaf 1613 wordt uitgegraven tot de vaart Gent-Brugge. Het nog vrij kleine en moeilijk te onderscheiden bouwwerk, dat zich bevindt ten zuiden van het gehucht Steenbrugge, heeft mogelijk een torentje en ten oosten ervan bevinden zich enkele bijgebouwen. Ten oosten van de Legeweg bevindt zich ook een kleine bewonerskern.
17de eeuw. Naar verluidt vertrekken de Brugse bisschoppen in de 17de eeuw vanuit het kasteel naar hun inwijdingsplechtigheid in Brugge. De oudst gekende eigenaar van het goed is Jonkvrouw Maria-Magdalena Metgard, die het op 15 januari 1682 erft van Jonkheer Maarten-Leo de Torres. Op 1698 koopt Jan-Baptist Vleys het kasteel aan en zijn zoon Frans, burgemeester van Sijsele (Damme), erft het op 11 januari 1700. Een kaart van het "Casteel van Jan Baptiste Meys", vermoedelijk daterend van het einde van de 17de eeuw gekopieerd naar een schets van Jacques Lobberecht van 1661-1662, geeft een mooie afbeelding van het 17de-eeuwse kasteel.
18de eeuw. Rond 1700 wordt het kasteel naar verluidt "'t Kyfhuys" genoemd en is het toegankelijk via een mooie dreef met kasteelhoeve. In de verkoopakte van 3 juli 1741 wordt Kevergem omschreven als een "schoon casteel ende huys van plaisance, besloten in syne poorten, wal en vyvers, boomgaarden, opgaende boomen, haeghen, beluycken". De weduwe van Frans Vleys, Maria Wauters, verkoopt het kasteel aan graaf Ambroos de Finale, gouverneur van de stad en van de haven van Nieuwpoort, wiens weduwe (Margariete Booninck) het op 4 juli 1753 - mits een cijns ten voordele van het Heilig-Magdalenahospitaal te Brugge - aan Anton-Jozef Van der Vliet doorverkoopt. In 1776 wordt het kasteel, dat op dat ogenblik eigendom is van de zoon Hendrik-Jozef Van der Vlierdt, beschreven als een "casteelgoet ende huys van plaisance met een hofstede daerop staende groot 32 gemete". De kaart toont het omgrachte kasteeldomein dat toegankelijk is via een hekken aan de kant van het kanaal. Een beboste dreef loodrecht op het kanaal, maakt het kasteel ook bereikbaar vanuit de Legeweg. Het domein bezit duidelijk de tweeledige structuur met een afzonderlijke siertuin bereikbaar via een brugje over de gracht. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), verschijnt het kasteel met identieke configuratie. Op het einde van de 18de eeuw gaat het domein over op de nicht van Van der Vliet, Theresia de Blaeuwe die overlijdt in 1843. 19de eeuw. Op een kadastrale kaart van 1810 en het primitief kadasterplan (circa 1835) verschijnt het kasteel met ten noordoosten, langs de huidige gracht, een langwerpig, dwars gebouw, dat niet nader wordt omschreven, en ten zuidoosten een tweede langwerpig gebouw, parallel met het kasteel. Het primitief kadasterplan geeft aan dat het kasteel bewoond wordt door de eigenaar en een ten zuiden aanpalend deel door de pachter Bernard Goormachtigh. Rond 1845 wordt het domein in opdracht van de nieuwe eigenaar kanunnik Pieter de Blaeuwe (1798-1873) vrij ingrijpend aangepakt. Van het bestaande kasteel wordt de zuidelijke helft (volledig ?) afgebroken en (deels ?) herbouwd op een licht achteruitspringende rooilijn (westkant). Ook de twee bijgebouwen worden afgebroken. De brug over de gracht paalt niet langer aan het kasteel maar wordt herlegd in meer noordoostelijke richting. Terzelfder tijd wordt een hoeve gebouwd net buiten de gracht, op de hoek met de huidige Kevergemdreef (confer nummer 3). In 1859 maakt het kadaster melding van een bijkomende, doch niet nader bepaalde gedeeltelijke vernieuwing van het kasteel. In 1873 gaat het kasteel bij legaat over op Jan-Jozef van Iseghem († 1899) en circa 1900 op de kinderen van zijn zus, Alfons en Prudence François.
20ste eeuw. Volgens het kadaster laten de nieuwe eigenaars in 1901 het kasteel aan de westkant uitbreiden met een kleine, rechthoekige nog bestaande uitbouw. Kort daarna, in de eerste jaren van de 20ste eeuw, wordt het kasteel aangekocht door baron Leo Ruzette (1836-1901), gouverneur van West-Vlaanderen, die vrijwel onmiddellijk daarna overlijdt en het kasteel nalaat aan zijn zoon baron Albert Ruzette (1866-1929), voormalig minister en eveneens gouverneur van West-Vlaanderen. Hij geeft rond 1910 de opdracht voor de bouw van een klein paviljoen in het meest zuidelijke punt van het langwerpige kasteeldomein. Vermoedelijk is het kasteel rond het midden van de 20ste eeuw vrij ingrijpend verbouwd. Een oude foto, gepubliceerd door Bouljon in 1984, toont de westgevel van het volledig wit bepleisterde kasteel. De eerste twee meest noordelijk gelegen traveeën tellen drie bouwlagen; het vermoedelijk vlakke dak steekt uit boven het lagere aanpalende dak van de zuidelijke vleugel. Mogelijk is tegenaan de begane grond van de eerste twee traveeën een aanbouw gebouwd en een (glazen ?) luifel is centraal tegen de westgevel aangebracht. Bij de verbouwing rond 1950 is het kasteel dus onder meer ontpleisterd (en het metselwerk op sommige plaatsen vrij ingrijpend hersteld), de derde bouwlaag aan de noordkant van het kasteel is afgebroken, bijgebouwen zijn afgebroken en nieuwe aangebouwd. De vensters op de begane grond aan de westkant van de meest noordelijk gelegen kasteelhelft zijn omgevormd tot rondboogvensters en de nieuwe tweeledige ingang aan de westkant is toegevoegd.
Aan de Steenbruggedijk is de oprit afgesloten door twee sierlijke, bakstenen pijlers met natuurstenen bekroning bestaande uit kleine kantelen en een centrale, goudkleurige hogel. Sierlijk, smeedijzeren hekken met goudkleurige hogels. Een onverharde oprit, aan zuidkant afgeboord door een wit beschilderd betonnen afsluiting, leidt naar de brug over de gracht.
Deels in de gracht gelegen kasteel dat in kern mogelijk opklimt tot de 16de eeuw (confer Pourbuskaart). Het kasteel mocht niet worden bezocht, doch de oudste kern bevindt zich vermoedelijk ter hoogte van de twee meest noordelijk gelegen traveeën confer kelderopeningen en gelijkenissen met een eind 17de-eeuwse kaart (confer supra). De ten zuiden aanpalende vleugel is een verbouwing van een wellicht eveneens 17de-eeuws, soortgelijk volume; zeker in de 19de eeuw is het verhoogd met een derde bouwlaag (confer bouwsporen en rechthoekige openingen met strek aan de kant van het kanaal) en rond het midden van de 20ste eeuw is de gevelindeling deels gewijzigd onder meer door de toevoeging van de dubbele toegang.
Verankerde baksteenbouw met aan de noord- en zuidkant een bepleisterde plint; in de 20ste eeuw is de gevel verfraaid met geblokte, natuurstenen vensteromlijstingen aan de noord-, oost- en zuidkant van het gebouw. Hoofdvolume van zeven traveeën en twee/drie bouwlagen. Het hoofdvolume is sinds de jaren 1950 afgedekt door twee daken met een ongelijke hoogte, die samen als het ware een leien schilddak vormen. Ten oosten van het hoofdvolume bevindt zich een in oorsprong half voorgeplaatste toren onder een met leien bedekt klokdakje met metalen vlagbekroning. Toren van vier bouwlagen op een vierkante plattegrond, aan de voorzijde ter hoogte van de tweede en derde bouwlaag doorbroken door in de jaren 1950 vernieuwde getoogde vensteropeningen met zwart en wit beschilderde luiken en glas-in-loodvensters. De bovenste geleding van de toren, die vooraan is voorzien van een vlakke natuurstenen plaat en in de zijgevels van mogelijk 19de-eeuwse spitsboogvensters met glas-in-loodverdelingen, is afgescheiden door een arduinen druiplijst.
Rondom het hoofdvolume en de toren zijn in het midden van de 20ste eeuw verschillende kleine aanbouwen met leien (lessenaars)daken bijgebouwd, voornamelijk ten oosten, aan de kant van het voorplein. O.m. een inkompartij met historiserende inslag confer met rollaag afgewerkt puntgeveltje.
Koetshuis gebouwd in 1845 als onderdeel van een ruraal gebouw, waarvan het woonhuis ten oosten van het huidige koetsgebouw ligt (vandaag behorend bij nummer 3). Volgens het kadaster in 1851 uitgebreid in zuidelijke richting. Heden deels in gebruik als woning en autobergplaats. Vrijstaande, bakstenen constructie van zes traveeën afgedekt door een schilddak met zwarte, Vlaamse pannen. Geritmeerd door licht geprofileerde rondbogen, waarvan de bogen en een halfrond bovenlichtvenster rusten op een fijne, natuurstenen dorpel. Bovenlichtvensters in de eerste twee traveeën met imitatiebeschildering van o.m. vorkverdeling. Drie houten poorten beschilderd met zwart en witte vlakken.
Paviljoen achteraan het park, gebouwd in 1910 en heden in vrij bouwvallige toestand. Kleine cottagewoning met vooraan een via drie treden bereikbaar terras. Oranje baksteenbouw van circa vijf traveeën breed en één travee diep, afgedekt door een zadeldak met mechanische pannen en een centrale dakkapel. Bedaking rechts doorgetrokken als een op betonnen pijlers steunend afdak. Cottage-invloeden onder meer in de verspringende bedaking met dakvenster, de met pseudovakwerk afgewerkte geveltop, het fraaie houtwerk.
Kevergemdreef, waarvan enkele dreefbomen (eiken) resteren.
Kasteel en park volledig omgeven door een gracht die teruggaat op een oudere situatie (minstens 18de eeuw); beide toegangen leiden naar de enige brug over gracht, in baksteen metselwerk met siervazen, die uitgeeft op het pleintje vóór het kasteel met in het midden een zestal bruine beuken.
Aanvankelijk betreft het park enkel de noordelijke helft van het huidige park, met name tot aan de dwarse gracht. Gedurende de 19de en 20de eeuw wordt het tweemaal uitgebreid in zuidelijke richting door de omvorming van een oude (moes)tuin tot park.
Park uitgewerkt langs een centrale vista naar het tuinpaviljoen achteraan in het park. Het park bestaat uit een drietal open ronde tot ovale grasvelden die omgeven zijn door een pad en een smalle parkbosrand met opgaande bomen (voornamelijk eik, beuk en in mindere mate robinias) en struiken (hulst en rododendron). De graslanden zijn licht geschulpt en gemodelleerd.
In de noordelijke helft - met kasteel - is er een waterpartij aanwezig met een grillige vormgeving. Merkwaardige parkbomen in dit deel zijn tulpenboom, treures, treurbeuk, linde. In de zuidelijke helft is het reliëf van het grasland onregelmatig; aan de zijde van het kanaal is een grote heuvel aanwezig met op de top een bakstenen nis, dichte hulstbegroeiing en robinias. Langs de rand van de graslanden staan solitaire bomen, voornamelijk eik en beuk, ook één plataan en nabij het tuinpaviljoen een notelaar. In de zuidoostelijke hoek bevinden zich twee grote beuken en één Amerikaanse eik; tevens overgroeide bakstenen constructie aanwezig, bestaande uit twee muren onder een rechte hoek; enkele gaten aanwezig in de muren, waardoor gedacht kan worden aan een restant van een militair bouwwerk.
Bron: VANWALLEGHEM A. met medewerking van CREYF S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostkamp, Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL30, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Kevergemdreef
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Kevergem [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/87929 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Gemeente Oostkamp
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.