Hoeve met losse bestanddelen, zeker opklimmend tot de 18de eeuw, gelegen op de hoek van een oostelijke zijtak van de Legeweg. Op de hoek met de Legeweg staat een treurwilg. In de volksmond wordt gezegd dat deze hoeve reeds heeft bestaan "ten tijde van de Tempeliers". De hoeve zou naar verluidt in 1619 eigendom zijn van Conrad Schetz (1553-1632), die onder meer baron van Hoboken is, en die in 1617, nadat hij geadopteerd wordt door zijn tante Barbe d'Ursel, de naam en het wapen van de d'Ursels overneemt (confer Stationsstraat nummer 196). Het goed bedraagt 240 gemeten (circa 110 hectare); de hoeve strekt zich uit van de Legeweg tot tegen het Sint-Trudoledeke op de grens van de heerlijkheid. Weergegeven op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), als een omwalde hoeve gelegen langs een kronkelend, oostwaarts lopend baantje met bijschrift "De Liberstede". De hoeve bestaat zeker al uit twee quasi parallel gelegen volumes. In de eerste helft van de 19de eeuw is ook de omgrachting nog afleesbaar confer Atlas der Buurtwegen (circa 1843). Op de Atlas van Vandermaelen (1846-1854) eveneens zogenaamd "Libe Stede Ferme" Sinds de jaren 1950 heeft het woonvolume verschillende veranderingen ondergaan confer foto's van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) van circa 1953. Woonhuis gelegen parallel met het zijtracé van de Legeweg, bestaande uit een woondeel en een geïncorporeerde stal. Parallel met het woonvolume staat een langwerpige stal. Tussenin aan de straatkant bevindt zich een begin 19de-eeuwse stal. Boerenhuis: verankerde, wit beschilderde baksteenbouw op een zwart gepekte plint onder pannen zadeldaken. Rechthoekige en deels aangepaste muuropeningen met vernieuwd houtwerk (beluikte vensters). Woongedeelte van zes traveeën met twee opkamertraveeën. Van de straat afgescheiden door een halfhoge, bakstenen muur en een restant van de gracht. Onbeschilderde schuur.
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Fototheek.
CLAEYS G., De gemeente Oostkamp, Brugge, 1953, p. 153.
CLAEYS G., Kroniek van Oostkamp, Brugge, 1985, p. 134.
DE CRAEMER W., Hoevebenaming, in De Merel, jaargang 9, nummer 1, 1979, p. 19.
DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1929, deel IX, kolom 712.
VAN SLAMBROUCK J., Moerbrugge, 1920-1930, Oostkamp, 1997, A26 (196).
Bron: VANWALLEGHEM A. met medewerking van CREYF S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostkamp, Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL30, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Vanwalleghem, Aagje Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)