Hoeve "De Groene Wal", mogelijk teruggaand tot de 18de eeuw, waarbij de huidige configuratie reeds aanwezig is in 1810. Historisch kaartmateriaal toont echter niet aan dat deze hoeve voorzien is geweest van een omwalling; de benaming verwijst mogelijk naar het hogere niveau van het perceel ten opzichte van de rijweg en/of de gracht aan de straatkant, waarvan het water door de aanwezige vegetatie een groene kleur heeft gekregen.
De eerste bebouwing wordt al weergegeven op het perceel op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op het initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778). De huidige configuratie wordt met zekerheid afgebeeld op de kadastrale kaart van 1810 uit het Rijksarchief te Brugge en op het primitief kadasterplan (circa 1835); weergave van een woonhuis met een groot en een klein landgebouw. De hoeve is circa 1835 eigendom van de heer Pecsteen de Lampreel en wordt verpacht aan J. Hoste. In 1883 registreert het kadaster de vergroting van de hoeve in opdracht van Camille Rotsart de Hertaing-Pecsteen; het woonhuis en het grote landgebouw worden uitgebreid, het kleine landgebouw wordt afgebroken en men bouwt een bakhuis.
In 1936 laat Emmanuel van Outryve d'Ydewalle-de Thibault de Boesinghe de hoeve uitbreiden met een landgebouw ten noorden van het woonhuis. Vermoedelijk wordt hierbij ook het (parement van het ?) woonhuis grondig aangepast. Heden is de hoeve van de weg afgescheiden door een haag en een gracht. Erfoprit met kiezelstenen. Centraal ligt een dwars op de weg gericht boerenhuis. Baksteenbouw van zes traveeën, waarvan uiterst links twee opkamertraveeën, onder een vernieuwd en overkragend zadeldak met pannen. Rechthoekige vensteropeningen onder betonnen lateien, met vernieuwd blauw beschilderd houtwerk. Zijgevel aan de straatkant met twee vensters en een naastgelegen rookkanaal.
Achterliggend grootschalig landgebouw, evenwijdig met de weg. Thans verscholen achter recent toegevoegde landgebouwen. Verankerde baksteenbouw onder een overkragend zadeldak met pannen. Ten noorden van het boerenhuis ligt een kleine stal; verankerde baksteenbouw onder zadeldak met pannen, voorzien in de zijgevel van een laadluik.