Versterkte sluis gebouwd op het Lieve-kanaal ten zuidwesten van de verdedigingsgordel rondom de stad.
Twee gevelstenen vermelden het ontstaan van dit militair bouwwerk. Toen na de dood van Maria van Bourgondië in 1482 haar echtgenoot Maximiliaan het regentschap zou waarnemen stuitte hij op verzet van de bevolking en belegerde hij Gent met een leger van 40.000 man. Dank zij het goede netwerk van kanalen en grachten met een verdedigingssysteem van poorten en sluizen kon de inname van Gent verhinderd worden (5 juni 1488). Men besloot deze nederlaag te herdenken door de sluis die het best weerstand had geboden te versterken, de keuze viel op de sluis gelegen tussen de Muide en de Brugse poort, ook rabot (= sluyse) genoemd. Eerstesteenlegging, volgens de tweede gevelsteen, op 13 juni 1489, de werken zijn voltooid in 1491. De stadsrekeningen vermelden Claes de Neve "over 't maecken van diversche ontwerpen aangaende de wercken bachten Ste Lysbetten" en "erfscheider" Frans Morael "voor het bewerp van den toren ende Rabot". Niettegenstaande haar defensieve en militaire rol wordt het rabot van bij haar ontstaan verhuurd aan burgers (Rabothouders), die het voorrecht genieten om op deze plaats te mogen vissen en tolrecht te innen van de schepen die de stad binnenvaren. Onder het Nederlands bewind deels ingericht als kruitmagazijn en als bureau en woning voor de bediende gelast met het innen van de octrooien en het toezicht op de vest. Na 1830 werd er een ijskelder in onder gebracht. De laatste bewoners van het rabot noteren we in 1870; sedertdien onbenut. Bij de afschaffing van de octrooien in 1860 werden alle stadspoorten gesloopt. Het rabot bleef gespaard en werd zelfs gerestaureerd. Daar men meende dat de brug door het toenemend verkeer ten gevolge van de nieuw aangelegde straten in de buurt en de vestiging van verschillende fabrieken op Vogelenzang, te nauw was geworden besloot men dit gedeelte van het hoofdgebouw dat naar de stad gericht is te slopen en in aangepaste vorm enkele meters achteruit herop te bouwen. Doch in 1872 werd het water toch gedempt bij het aanleggen van een nieuwe lijn van de spoorweg. Tevens werd het straatniveau opgehoogd. Hierdoor verdween het verdedigingskarakter van de versterkte sluis die tot dan haar oorspronkelijk karakter volledig had behouden.
Rechthoekig centraal gebouw onder zadeldak (leien) geflankeerd door twee ronde torens onder een kegelvormige spits met bekroning van de windvanen. Opgetrokken uit Balegemse zandsteen in breuksteenverband. Gravures van voor de restauratie en de wederopbouw van de gevel aan de stadszijde tonen aan deze zijde een vooruitspringend woonhuis met lijstgevel van vijf traveeën onder zadeldak (nok parallel aan de straat) tussen twee zijtrapgevels; voorzien van een markerende middentravee hoger opgetrokken in een trapgeveltje. De aanbouwen met trapgevel aan weerszijden van deze bouw, waarschijnlijk iets jonger, werden evenals de centrale partij in 1860 gesloopt. De gevel aan de veldzijde behield nog zijn oorspronkelijke vorm. Kelderverdieping en gelijkvloerse verdieping met schietgaten. Verdieping erboven worden verlicht door kleine rechthoekige vensters. Sierankers. In zijn huidige vorm vertoont het rechthoekig verbindend gedeelte een éénvormig aspect met twee gelijke trapgevels (8 trappen + topstuk met overhoekse pinakel) van vier traveeën onder een steil zadeldak (nok loodrecht op straat, leien) voorzien van een polygonale schouw met pinakels in gotische stijl. Bestaande uit kelder, gelijkvloerse verdieping en bovenverdieping. De kelder overspannen met een gedrukt gewelf bevatte eertijds de sluis en is naar verluidt nagenoeg intact bewaard. De verdieping erboven bestond uit één grote ruimte waar de verschillende verdedigingsmaterialen bewaard werden; eveneens met gedrukt gewelf overspannen. Aan beide zijden kleine aanbouwen in de oksels tussen rechthoekig gebouw en torens voorzien van deuren met schouderboogvormig bovenlicht, de zuidzijde leidend naar trap. De twee flankerende torens bevatten boven de kelderverdieping een overkragende bovenbouw met een gelijkvloerse verdieping verlicht door schietgaten en een halve-verdieping. In één der torens werden deze beide verdiepingen met elkaar verbonden voor het inrichten van de ijskelder (tweede kwart van de 19de eeuw). De halve-verdieping telt negentien smalle schietgaten die een rondgang of galerij verlichten rondom de eigenlijke binnenruimte die slechts verlicht wordt door enkele kleine muuropeningen. Windvanen met wapens van Gent en van Vlaanderen zouden in 1489 gesmeed zijn door Ghislain de Bellemakere en geschilderd door Lieven de Stovere.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Zuid-West, Brussel - Gent.
Auteurs: Linters, Adriaan; Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Opgeëistenlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rabot [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88343 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.