Pastorie met deels ommuurde en beboomde voortuin en aansluitende achtertuin.

Historiek

De parochie behoorde oorspronkelijk tot het patronaatsrecht van het Aalsterse Sint-Martinuskapittel. De oudste vermelding van een 'priesteragie' te Haaltert dateert uit 1475. Omwille van de godsdiensttroebelen was er geen pastorie in de periode 1574-1576. Pas bij het begin van de 17de eeuw is er terug een melding van de heropbouw van de pastorie.

Het pand werd opgetrokken in 1783-84 door pastoor Jozef van Keerbergen waartoe hij 4000 gulden leende. Hij was één van de lokale tiendenheffers.

Beschrijving

Dubbelhuis van vijf traveeën en twee verdiepingen onder een zadeldak met klokkenruitertje. De rococovoordeur en muurankers met kram en krul wijzen op de oudere kern. De 18de-eeuwse kern werd aangepast in de 19de eeuw. De 19de-eeuwse aanpassing bestaat uit een cementering: benedenverdieping met imitatiemetselwerk en de bovenverdieping glad, en beschildering. De rechte benedenvensters en getoogde bovenvensters zijn voorzien van vlakke omlijstingen en arduinen lekdrempels. De voordeur is voorzien van een geprofileerde natuurstenen omlijsting op neuten.

De achtergevel is gekaleid en beschilderd. De ramen op de gelijkvloerse verdieping zijn met pleisterwerk omlijst terwijl de achterdeur voorzien is van een natuurstenen omlijsting. De achterdeur zelf werd vervangen en het raam van het rechter salon werd in 1997 verbouwd tot een terrasraam.

De gelijkvloerse verdieping wordt door de gang opgedeeld in twee delen. Het grote linker salon in Lodewijk-XVI-stijl loopt van voor tot achtergevel. Getuige daarvan is de schouw met fraai stucwerk (linten, guirlandes, strakke lijsten). Rechts van de gang waren twee kamers voorzien. Tijdens de renovatie van 1997 werd de scheidingsmuur weggebroken evenals de schouw van het salon aan de straatzijde. De resterende schouw bestaat uit een 19de-eeuwse mantel en 18de-eeuws stucwerk. In tegenstelling tot het grote salon is hier nog een herinnering aan het gedemodeerde rococo merkbaar. De bovenverdieping wordt evenwijdig met de voorgevel ingedeeld in twee delen door middel van de gang. Langs beide zijden situeren zich vier kamers met plafondlijsten en eenvoudig lijstwerk in stuc. De trap kan op de eerste verdieping afgesloten worden door een valluik met gewichten, de overblijvende open ruimte tussen de trapbomen wordt gedicht door een smeedijzeren traliewerk. Het gaat hier om een eenvoudige trap in Lodewijk XVI-stijl uit het einde van de 18de eeuw. De trappaal wordt bekroond door een urne. In de gang ligt een marmeren vloer bestaande uit zwarte en witte tegels. Het binnen- en buitenschrijnwerk dateert nog steeds uit de 18de eeuw. De voordeur bestaat uit een plankendeur met getralied bovenlicht met schelpmotief. Het binnenschrijnwerk werd gedecapeerd en bijgekleurd. De zolder telt twee gebinten.

Rechts van het hoofdvolume situeert zich een bijgebouw met keuken en het koetshuis dat later omgebouwd werd tot garage. Het interieur herbergt nog een schouw wat doet vermoeden dat hier eveneens een bediendewoning was gevestigd.

Zoals steeds in de 18de eeuw was de voortuin volledig ommuurd en toegankelijk via een poort. Deze muur, waarin tevens een kapelletje was verwerkt, verdween in 1962. In de tuin staat een recente volière.