Teksten van Kasteeldomein Ortegat

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88406

Kasteeldomein Ortegat ()

Het kasteeldomein Ortegat omvat een buitenplaats in neoclassicistische stijl met empire-elementen met bijhorend park in landschappelijke stijl uit de eerste decennia van de 19de eeuw. Het landhuis is één van de weinige gekende en bewaarde realisaties uit het architecturale oeuvre van architect Jean-Baptiste Dubois.

Historiek

Kasteel Ortegat, ook gekend als het kasteel van Waasmunster, was voorheen naar de bouwheer kasteel Vermeulen genaamd (confer oude prentkaarten). De naam Kasteel 'De Bulck' kwam eveneens voor, ontleend aan het toponiem van de locatie waar het kasteeldomein werd ingeplant. In de volksmond werd de benaming "Engelse hof" gebruikt die verwijst naar het landschapspark in Engelse stijl bij het kasteel. Ook de volkse benaming "De Wal" is een verwijzing naar een aspect van het kasteeldomein.

In 1797 verwierf de gefortuneerde Albertus Livinus Vermeulen uit Lokeren bij openbare verkoop diverse loten grond te Waasmunster afkomstig uit het omvangrijke domein van de afgeschafte abdij van Roosenberg (1238-1797). Eén van de loten betrof zelfs het eigenlijke abdijgebouwencomplex. Deze abdijsite lag ten zuiden tussen de Hoogstraat en de Durme, niet ver van het latere kasteel Vermeulen. De aanvankelijke abdij van Roosenberg werd gesticht in 1238 op initiatief van Walter de Marvis, bisschop van Doornik, op een plaats te Waasmunster genaamd Hoogendonck naast de Durme (ter hoogte van de Abdij van Roosenberglaan). Dit victorinnenklooster evolueerde snel tot een gezaghebbende abdij. Ondanks de noodzakelijke en herhaaldelijke heropbouw kende de Roosenbergabdij nog een grote bloeiperiode in de 17de en 18de eeuw. Het goed van deze monumentale abdij werd in 1797 aangeslagen en openbaar verkocht.

Volgens een figuratieve kaart van 1639 van het kloostergoed was het perceel grond tegenover de toegangsdreef en de "priesteragie" van de abdij van Roosenberg "den bulck" genaamd. Op "den bulck", een deels beboomd groot perceel (confer de kabinetskaart van de Ferraris van 1770-1778), kwam na de openbare verkoop het kasteel Vermeulen als buitenverblijf tot stand. De gebouwen van de abdij Roosenberg I op het Kloosterbroek vervielen in puin en waren in 1825 zo goed als volledig verdwenen.

Albertus Livinus Vermeulen was in 1767 geboren te Lokeren als zoon van Benedictus Jacobus Vermeulen (overleden te Lokeren in 1813) die het ambt van burgemeester van Lokeren heeft bekleed. In de overlijdensakte van de ongehuwde Albertus Livinus Vermeulen, eigenaar te Brussel, is vermeld dat hij 2 januari 1820 overleed te Waasmunster op zijn kasteel. Dit bevestigt de aanwijzing van Albertus Livinus Vermeulen als bouwheer van het kasteel.

Het kasteel kwam nadien in bezit van zijn neef Jean-Baptiste Vermeulen (1788-1872), de enige zoon van zijn broer Pierre-Jacques Vermeulen de Mianoye 1761-1817). Jean-Baptiste Vermeulen huwde in 1819 te Gent met Mélanie-Louise-Agathe Dons. Het buitengoed te Waasmunster bleef ruim een eeuw bezit van de familie Vermeulen.

Het voormalige zomerverblijf van de familie Vermeulen is van een zeldzaam geworden en heel representatief type landhuis dat door welstellende burgers en grootgrondbezitters sinds eind 18de- begin 19de eeuw als buitenplaats werd gebouwd. Het kasteel Vermeulen werd begin 19de eeuw uitgevoerd in neoclassicistische stijl met empire elementen, naar ontwerp van architect en beeldhouwer Jean-Baptiste Dubois (Arquennes 1762-Dendermonde 1851). De precieze bouwperiode en het tijdstip van het ontwerp van het zomerverblijf is echter niet met zekerheid gekend. Een aantal auteurs geven 1813 als bouwjaar aan en daarnaast komt, vooral in de lokale literatuur, 1818 als bouwjaar voor. Gezien het jaartal 1813 in een plintsteen bij de linker gevelhoek van het koetshuis voorkomt kan worden aangenomen dat de bouw van het kasteel omstreeks dat tijdstip (of vroeger?) werd gerealiseerd. De jaarsteen draagt tevens de inscriptie: "A.V.M.C", misschien staand voor Albert Vermeulen constru(x)it en in dit geval een aanwijzing van de bouwheer.

Een prent uit 1825 van B. de Loose geeft het kasteel weer met omringend park. Op het primitief kadasterplan (1828) van Waasmunster is het kasteel Vermeulen, met vijvers, walgrachten en bijgebouw aangeduid. In de primitief aanwijzende tabel van het kadaster (van of voor 1834) staat Jan Bt. Vermeulen, rentenier te Gent geregistreerd als eigenaar van verschillende percelen van het kasteeldomein.

In het register met voorbereidend werk tot de schatting van het kadaster werd perceel 1465 geïdentificeerd als kasteel en omschreven als: "..., wel onderhouden en naar den smaak gebouwen kasteel, nabij het dorp gelegen bevattende in de eerste als ook in de tweede verdieping zes schoon plaatsen, onder dak verscheide afgeschoten slaapkamers, benevens eenen schoonen souterrain".

Het kasteeldomein werd onder Jean-Baptiste Vermeulen gefaseerd uitgebreid. In 1855 werd in het zuidwesten een wijziging van afhankelijkheden van het kasteel kadastraal genoteerd na samenvoeging van percelen: een stal en twee woningen werden opgericht (voormalige boswachterswoning van het kasteel). Door kadastrale samenvoeging van percelen werd het aanvankelijke park vergroot. In 1856 werd dit perceel aan de noordoostzijde (Belselestraat) vergroot met zeven percelen na afbraak van huizen tot één perceel, toen gekadastreerd als lusttuin. In 1868 werd de sloop genoteerd van een aanpalende hoeve aan de Belselestraat. Na rechttrekking van de Belselestraat volgde nog voor 1892 (confer de topografische kaart) een aanzienlijke vergroting van het lustpark. Door samenvoeging van twee percelen (gekadastreerd als lustbos) was het parkdomein namelijk noordwaarts verlengd. Door verlegging van de perceelgrens westwaarts werd het parkdomein, vanaf ter hoogte van het kasteel verbreed tot één perceel (kadastermutatie 1904).

Naar verluidt werd het kasteel vanaf omstreeks 1900 in gebruik genomen als buitenverblijf door de vooraanstaande Gentse familie Ortegat. Sinds begin 1919 is de buitenplaats van de familie Vermeulen overgegaan in bezit van de familie Ortegat aan wie het kasteel nog zijn huidige gebruikelijke benaming ontleent. Hyppolyte Ortegat kocht het kasteeldomein aan. Zijn zoon Louis Ortegat (1891-1970) verkreeg in 1965 de adellijke titel van ridder die wordt overgedragen op de eerstgeboren mannelijke afstammeling.

Beschrijving

Het kasteeldomein bevindt zich aan de rand van de dorpskern van Waasmunster aan een belangrijk kruispunt van Hoogstraat met Belselestraat/Abdij van Roosenberglaan. De monumentale bruine beuk voorin het kasteelpark aan de Hoogstraat heeft aan de straathoek een belangrijke ruimtelijk-structurerende functie als baken en herkenningsteken. De boom markeert op een zeer opvallende manier het kasteeldomein en is tevens een duidelijk zichtbare historische getuige van de verdwenen Roosenbergabdij. Bovendien gaat ook het kasteeldomein zelf voor het grootste gedeelte perceelmatig terug op "den bulck", dat deel uitmaakte van het vroeger kloostergoed. De Hoogstraat is een belangrijke invalsweg naar de historische kern (Kerkstraat Vierschaar) van Waasmunster. Als verbinding tussen Stationsstraat en Gentstraat is de Hoogstraat tevens een onderdeel van de vroeger zogenaamde "Leghen heerwegh" van Lokeren naar Waasmunster en van Waasmunster naar Temse. Het eerste gedeelte ervan tot de Belselestraat met zijn aaneen gesloten rijbebouwing vormt een van de hoofdstraten in het centrum van Waasmunster. De Belselestraat gaat deels terug op de vroegere Molenstraat. De straat werd eind jaren 1970 verbreed als toegangsweg naar de E17. De straat leidt tevens noordwaarts verder tot de Grote Baan, meer bepaald tot het gedeelte van de Antwerpse steenweg tussen Lokeren en Sint-Niklaas.

Geologisch maakt de site van kasteel Ortegat met de ruime regio deel uit van de cuesta van het Waasland die het landschap domineert. Het kasteeldomein is door zijn ligging op het cuestafront van de paracuesta van het Waasland geologisch waardevol; in de parkaanleg bleef de natuurwetenschappelijke betekenisvolle markante terreinovergang herkenbaar bewaard.

De voorzijde van het kasteel is voor het publiek zichtbaar vanaf de openbare weg, namelijk vanaf de Hoogstraat en de voetweg Bulk. Afgezien van oude prentkaarten en archieffoto’s van 1976 bestaan diverse fotografische weergaven van het kasteel in allerlei publicaties.

Kasteel Ortegat

Het zomerverblijf van Vermeulen-Ortegat werd centraal opgericht binnen een uitgestrekte, langgerekte lusttuin van 4 hectare, behorend tot terreinen grenzend aan de noordoostelijke rand van het dorpscentrum. Dit kasteel heeft zijn oorspronkelijk voorkomen zeer gaaf bewaard.

De buitenplaats bezit een rechthoekige grondvorm, telt twee bouwlagen op souterrain, is zeven traveeën breed en drie traveeën diep. Het laag hellende leien schilddak is op de nokuiteinden van een schoorsteen voorzien en vertoont dakkapellen boven de achtergevel en beide zijgevels. Het kasteel bezit een kenmerkende symmetrische aanleg en opstand met verwantschap aan de palladiaanse villabouw. De brede voor- en achtergevel zijn op verschillende wijze uitgewerkt. Beide gelijke zijgevels zijn in verhouding smal. De bepleisterde lijstgevels zijn uitgevoerd in een voor het neoclassicisme zeer typerende lichte beschildering (nu licht geel). Deze is op karakteristieke wijze gecombineerd met een grijze kleur, hier van de geschilderde sokkel, van de portiekzuilen, terwijl ook lijstwerk, kapitelen, dorpels in blauwe hardstenen en de zinken bekleding van de koepel een grijstint vertonen. De opvallende koepel met belvedère achteraan op het centrale afgeknotte deel van het leien schilddak, benadrukt het middenrisaliet van drie traveeën dat voor- en achtergevelordonnantie domineert.

Aan de zuidzijde (voorgevel) springen de drie centrale traveeën een weinig achterin. Deze inkompartij vertoont drie dezelfde rondboogvormige deurvensters met boog op imposten; ze worden voorafgegaan door een bordes met monumentale portiek gevormd door vier kolossale zuilen eindigend op Ionisch kapiteel. Deze zuilenportiek is karakteristiek voor de neoclassicistische vormentaal. Het omlopende klassieke hoofdgestel dat de gevels bekroont is boven de zuilenportiek verhoogd met een markerende attiek voorzien van lunetten als zoldervensters. Daarachter rijst het koepeldak op van de rotonde die in halve cirkelvorm uitspringt aan de noordzijde van het kasteel. Voorafgaand aan het middenrisaliet vormt ook het brede bordes met verbredende toegangstrappen een accent voor de hoofdinkom. De zuilenportiek wordt aan weerszijden geflankeerd door een serliana onder driehoekig pseudo-fronton. Het betreft een typische venstervorm die in de empirestijl werd toegepast en die hier extra benadrukt werd door een decoratieve bekroning. Op de bovenverdieping zijn aan alle zijden van het kasteel enkel rechthoekige vensters aangebracht onder een omlopend hoofdgestel met brede vlakke fries en kroonlijst op klossen.

Aan de noordzijde vormt het gelede middenrisaliet een uitbouw in de vorm van een cirkelsegment; de rotonde is verhoogd met een attiek waarop de koepel aanzet. Een belvedère voorzien van een opengewerkte balustrade bekroont het koepeldak op elegante wijze. Het afgerond risaliet is zoals de hoofdinkom beneden geopend met drie rondbogige vensterdeuren. Aan de middelste vensterdeur gaat een brede uitwaaierende gebogen trap vooraf voorzien van flankerende postamenten met beeld van een liggende leeuw. Hierdoor verkreeg ook de gevel aan de parkzijde een voorname allure.

Naast de uitgebouwde rotonde met koepeldak zijn ook diverse venstertypes van het kasteel bijzonder eigen aan de empire architectuur: de rondbogige vensters en deurvensters op de verhoogde begane grond, de drielichten van het type serliana evenals de halfronde venstertjes in de onderbouw en in de bekronende attiek van zuilenportiek en van de rotonde. De rechthoekige bovenvensters en ook de vrijwel vierkante venstertjes in de onderbouw zijn zoals de meeste overige vensters voorzien van luiken. De meeste vensters van het souterrain zijn met tralies beveiligd. Op de bovenverdieping zijn de meeste vensters voorzien van een eenvoudige lage ijzeren leuning in de vorm van een baar.

Het interieur kon niet bezocht worden, maar een aantal gegevens zijn bekend uit beschrijvingen. In de kelderverdieping waren dienstvertrekken ondergebracht: de keuken, wasserij en opslagplaatsen. Het plan van de verhoogde begane grond werd gepubliceerd. De binnenindeling vertoont ook een grote symmetrie op de hoofdverdieping. Deze woonverdieping of bel-etage omvat centraal een grote rechthoekige inkomhal of vestibule met er achteraan een groot, rond salon. Aan weerszijden daarvan bevinden zich twee salons; tussen de twee rechter salons ligt het trappenhuis. Op de bovenverdieping bevinden zich de slaapkamers. Ook op de zolderverdieping waren een paar slaapvertrekken ingericht, mogelijk voor het dienstpersoneel. Het interieur zou nog vele elementen van zijn oorspronkelijke aankleding en versiering bewaren, onder meer in de achter de ruime centrale inkom gelegen rotonde in empirestijl met in trompe l’oeil beschilderde koepel (wellicht de vroegere muziekkamer die mogelijk een orkesttribune bezat). De literatuur geeft volgende beschrijving van het interieur: “Binnenshuis is men getroffen door de rustige en beheerste indeling. Veel licht uit talrijke vensters en hoge plafonds bevorderen de ruimtewerking, die haar climax krijgt in de rotonde. Verrassend is de boven de krans van gemarbreerde zuilen in “trompe l’oeil” techniek geschilderde koepel, een zeldzaam exemplaar in onze gewesten. Het koloriet met bruine ranken en groene bladvulling op blauw-azuren achtergrond is buitengewoon gaaf bewaard”.

Koetshuis en stal

Het bijhorend koetshuis is ingeplant aan de westkant van het kasteelpark. Het betreft een typologisch gebruikelijk langwerpig rechthoekig bijgebouw, hier met een vrij hoog volume van zeven traveeën breed onder kunstleien schilddak. Het noordelijk gedeelte incorporeert twee bouwlagen, vermoedelijk met de functie van een personeelswoning. Dit vrij imposante gebouw vertoont een typerende en herkenbare vormgeving voor deze functie. Het gebouw is een baksteenconstructie met zandstenen plint aan de voorgevelzijde en is op een plintsteen naast de linker voorgevelhoek 1813 gedateerd onder de inscriptie "A.V.M.C". De voorgevel bezit deels gepleisterd en overwegend witgeschilderd metselwerk. De symmetrische opstand vertoont karakteristieke, deels blinde rondbogen en pilasters. In de tweede en zesde travee is een verdiepte boog ingeschreven in een rood geschilderd veld met afgevlakte bossage. In het middenrisaliet vertoont de centrale boog omlijst met rood geschilderde bossage een grijsgeschilderde halfronde nis voorzien van waterpomp met stenen vergaarbak. De gevel wordt afgelijnd door een hoofdgestel met geprofileerde houten kroonlijst. De bakstenen achtergevel vertoont enkele vierkante vensters waarvan één beluikt bovenvenster; een kelderraam wijst op de aanwezigheid van een kelder. De gewitte rechter zijgevel op gepikte plint is op twee niveaus van rechthoekige muuropeningen voorzien waaronder een deur met blind bovenlicht. De zuidelijke of linker zijgevel is geopend door twee hoge spitsboogvensters met merkwaardige houten en ijzeren tracering. Onder het rechter venster is een hardstenen geut voor waterafvoer aanwezig.

De noordelijke zijgevel in geschilderde baksteen op gepikte plint vertoont rechthoekige muuropeningen op twee niveaus. Een deur met blind bovenlicht wordt geflankeerd door rechthoekige vensters en een blind venster op de begane grond mogelijk met vroeger knechtenverblijf. De bovenverdieping os voorzien van twee met houten luiken gedichte zoldervensters. De achtergevel met vrij gesloten karakter is afgelijnd door een geprofileerde daklijst met hanggoot.

Aan weerszijden van de zuidwestelijke zijgevel van het koetshuis sluit een in kwartcirkelvorm gebogen bakstenen tuinmuur aan, herkenbaar in de perceelvorm, ten zuiden en ten westen begrensd door een gracht. Beide gewitte muren zijn halverwege verzwaard met een halfzuil.

Ten zuiden van het koetshuis werd een rechthoekig zwembad aangelegd ter vervanging van vroegere serres.

Parallel achter het koetshuis ligt een kleine bakstenen stal onder overstekend pannen zadeldak. De constructie is evenals het koetshuis al aangegeven op het primitief kadasterplan en gaat terug op het aanvankelijke gebouwenbestand van de buitenplaats. Het eenvoudige landelijke gebouw verkreeg een pittoresk voorkomen door het contrasterend gebruik van gesinterde bakstenen: voor de plint, omlopende geprofileerde kordonlijst, ter markering van de gevelhoeken en ter omlijsting van het verdiepte blinde rondboogveld in de zijpuntgeveltop. De lateien van de staldeuren lijken vernieuwd.

Park

Het domein van kasteel Ortegat is rechthoekig van vorm met een uitsparing op de zuidwesthoek aan hoek Hoogstraat en Schietakkerstraat. Het kasteelpark strekt zich vooral noordwaarts in de lengte uit langsheen de Belselestraat waardoor sterk de indruk gewekt wordt van een omvangrijk domein. De toegang bevindt zich trouwens ongeveer halverwege de oostzijde aan de Belselestraat. Ten zuiden paalt het park aan Hoogstraat en Bulk vanwaar men zicht heeft op de voorgevel van het kasteel; ten westen is het grotendeels begrensd door de Schietakkerstraat. De voorzijde van het kasteelpark is in U-vorm begrensd door een gracht die al is aangegeven op het primitief kadasterplan (1828). Aan de Belselestraat begrenst de gracht het kasteelpark vanaf de Hoogstraat tot aan de hoofdtoegang van het domein.

Ten westen achter het koetshuis en achter de voormalige boswachterswoning ligt een deels ommuurd diep rechthoekig weiland dat teruggaat op de vroegere moestuin van het kasteel, ook een karakteristiek en traditioneel functioneel bestanddeel binnen een kasteelparkdomein. De bakstenen muur is geleed door lisenen. Ter hoogte van een pad naar het koetshuis is een gedichte poortopening zichtbaar geflankeerd door lisenen in zandsteenblokken. Achteraan op dit perceel bevond zich vroeger een bijgebouw uit midden 19de eeuw met paardenstallen (gesloopt na 1976).

Aan de Hoogstraat is het voorste en smalste deel van het kasteelpark afgesloten door decoratief uitgewerkt gietijzeren hekwerk dat ombuigt op de straathoek met Belselestraat.

Aan de Belselestraat, achter een gekasseide oprit, is de hoofdtoegang van het kasteelpark en naar het kasteel afgesloten door een toegangspoort gevormd door een openzwaaiend ijzeren hekken aan twee geblokte rechthoekige hardstenen hekpijlers. Aan de straatkant worden de hekpijlers voorafgegaan door twee lage hardstenen schampstenen in halve bolvorm. Binnen het kasteelpark staat achter beide hekpijlers een brede ronde hardstenen schamppaal afgedekt door een decoratieve afgeronde bekroning.

Het deels beboste kasteelpark met vijvers en rest van walgrachten, aangelegd in landschappelijke stijl, was voorheen ook bekend als “Den Engelsen Hof” en "De Wal".

Als nieuwe stijl in de tuinkunst kwam de Engelse landschapsstijl eind 18de eeuw-begin 19de eeuw in de mode. Een prent van 1825 illustreert dat de parkaanleg die het kasteel Ortegat op prachtige wijze omkadert wellicht al omstreeks de ontstaansperiode van het kasteel werd gecreëerd.

Op de kaart van Vandermaelen (circa 1848) zijn de grote vijver naast het kasteel en de U-vormige grachten ten zuiden ervan aangegeven, evenals op de topografische kaart van 1867. Jongere topografische kaarten (1892, 1948, 1998) geven een parkaanleg weer met paden, vijvers, beboomde en niet beboomde partijen, die duidelijk nog overeenstemming vertoont met het hedendaags voorkomen (confer de luchtfoto’s).

Het landschapspark in Engelse stijl van kasteel Ortegat klimt in oorsprong op tot de eerste helft van de 19de eeuw. Als typische landschapstuin is het park gekenmerkt door een asymmetrische aanleg, de aanwezigheid van meerdere waterpartijen en paden met een slingerend patroon, de afwisseling van glooiende gazons met bomengroepen en bospartijen. Typisch is ook de aanwezigheid van reliëfverschillen waarbij gebruik gemaakt is van het natuurlijk heuvelig karakter van het terrein. Er is zowel een vlakke zone, een golvende zone als een zone met helling aanwezig. Het kasteel is centraal gelegen in het park omgeven door gazons en een aantal vista’s. Beide vista’s ten noorden van het kasteel eindigen bij een tuinbeeld: een klassieke buste op hoge console. De paden lopen door tot de achterste zone in het noorden dat het karakter heeft van een parkbos en bijgevolg een onderdeel vormt van het park.

De meest noordelijk gelegen vijver is een serpentinevijver die gevoed wordt door een bron. In cascade wordt de lager gelegen grote ronde vijver naast het kasteel van water voorzien en deze op zijn beurt voedt de laagst gelegen waterpartij in het zuiden bij de Hoogstraat. De grote centrale ronde vijver is voor een deel op typische wijze voor kasteelparken afgeboord door een zware ijzeren ketting aan hardstenen paaltjes.

Typerend binnen de landschappelijke tuinstijl is ook de aandacht voor de diversiteit aan en het exotische karakter van boomsoorten in het kasteelpark. Kenmerkend voor landgoederen en kasteeldomeinen is het voorkomen van rododendron zowel als onderbegroeiing, als voor randbegroeiing van gazon en vijver en als afboording van een lange holle weg aan de westelijke zijrand van het park.

De sterk gemengde haag die het park begrenst aan de Belselestraat is een indicatie voor de ouderdom van het landschapspark. Er is een haag samengesteld uit meidoorn met haagbeuk en klimop en verderop noordwaarts de toegang een hulsthaag met haagbeuk, mei- en esdoorn.

Een fraaie hoge afsluiting van gietijzeren hekwerk begrenst de zuidzijde van het kasteelpark aan de hoek met Hoogstraat.

In het zuidelijk gedeelte van het park naast de openbare weg staat een monumentale bruine beuk afkomstig uit het domein van de afgeschafte abdij van Rosenberg (1238-1797). Volgens de literatuur omvat het bomenbestand een groot aantal soorten. Naast een diversiteit aan loofboomsoorten en enkele zeldzame species worden ook meerdere naaldhoutsoorten vermeld die vermoedelijk pas vanaf de tweede helft van 19de eeuw zijn aangeplant.

Achter het kasteel en het eigenlijke park ligt een parkbos dat bestaat uit een mengeling van hoofdzakelijk beuk, kastanje en enkele eiken met weinig of geen onderbegroeiing. In dit bomenbestand zijn wel wat zwaardere boomexemplaren aanwezig, die door de ruimte eerder een parkachtig karakter hebben.

  • Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/42023/101.1, Kasteel Ortegat en aanhorigheden (VERBEECK M. 2012).

Auteurs:  Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Duchêne H. 2012: Kasteeldomein Ortegat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181627 (geraadpleegd op ).


Kasteel Ortegat ()

Historiek

Kasteel Ortegat, ook bekend als het kasteel van Waasmunster, voorheen naar de bouwheer kasteel Vermeulen genaamd. Ook voorkomend onder de naam kasteel "De Bulck" verwijzend naar de locatie waar het kasteeldomein werd ingeplant, namelijk op grondgebied afkomstig van de vlakbij gelegen afgeschafte abdij van Roosenberg, dat bij openbare verkoop in 1797 werd verworven door de familie Vermeulen. Buitenplaats in neoclassicistische stijl met empire-elementen uit het eerste kwart van de 19de eeuw uitgevoerd naar ontwerp van architect en beeldhouwer Jean Baptiste Dubois (Arquennes 1762-Dendermonde 1851) voor de familie Vermeulen. De precieze periode waarin het zomerverblijf werd opgericht is niet met zekerheid gekend: in de litteratuur komen 1818 en 1813 als bouwjaar voor. Gezien de vermelding van het jaartal 1814 in een gevelsteen van een bijgebouw kan worden aangenomen dat de bouw omstreeks dat tijdstip werd gerealiseerd. Vanaf begin 1919 ging de buitenplaats over in handen van de familie Ortegat aan wie het kasteel nog zijn huidige gebruikelijke benaming ontleent.

Beschrijving

Landhuis

Het zomerverblijf van Vermeulen - Ortegat werd centraal opgericht binnen een uitgestrekte lusttuin van 4 hectare, behorend tot terreinen grenzend aan het noordoostelijk deel van het dorpscentrum. Dit kasteel heeft zijn oorspronkelijk voorkomen zeer gaaf bewaard. De buitenplaats bezit een rechthoekige grondvorm, telt twee bouwlagen op souterrain van zeven traveeën breed en drie diep. Kenmerkende symmetrische aanleg met een opstand verwant aan de Palladiaanse villabouw. De bepleisterde lijstgevels zijn uitgevoerd in een voor het neoclassicisme zeer typerende lichte beschildering (nu licht geel) op karakteristieke wijze gecombineerd met een grijze kleur, hier van de geschilderde sokkel, de portiekzuilen, terwijl ook lijstwerk, kapitelen, dorpels in blauwe hardstenen en de zinken bekleding van de koepel een grijstint vertonen. De opvallende koepel, op het centrale afgeknotte deel van het leien schilddak, stemt in breedte overeen met het benadrukte middenrisaliet van drie traveeën dat voor en achtergevelordonnantie domineert. Aan de zuidzijde (voorgevel) rijst de koepel op boven een monumentale portiek met kolossale zuilen eindigend op Ionisch kapiteel. Het hoofdgestel is boven de zuilenportiek verhoogd met een markerende attiek. Voorafgaand aan de drie gelijke deurvensters van het middenrisaliet vormt ook het brede bordes met toegangstrappen een accent voor deze inkompartij. De zuilenportiek wordt aan weerszijden geflankeerd door een serliana onder driehoekig pseudofronton. Aan de noordzijde vormt het middenrisaliet een gebogen uitbouw met attiek waarop de koepel aanzet. Een belvedère voorzien van een opengewerkte balustrade bekroont de koepel op elegante wijze. Toepassing van kenmerkende venstertypes eigen aan de empire architectuur: de rondbogige vensters en deurvensters op de verhoogde begane grond, de drielichten van het type serliana evenals de halfronde venstertjes in de onderbouw en bekronende attiek boven de zuilenportiek. Rechthoekige bovenvensters en ook vrijwel vierkante venstertjes in de onderbouw, zoals de meeste overige vensters, met luiken. De uitwaaierende brede gebogen trap voor het centrale deurvenster van de noordzijde werd voorzien van flankerende postamenten met beeld van een liggende leeuw, wat aan deze inkom een grotere allure verleent. Gevels op typische wijze afgelijnd door een omlopend onversierd hoofdgestel met zware kroonlijst op klossen. Het interieur zou nog vele elementen van zijn oorspronkelijke aankleding bewaren onder meer in de achter de ruime centrale inkom gelegen rotonde in empirestijl met in trompe-l’oeil beschilderde koepel (vroegere muziekkamer).

Koetshuis

Koetshuis ingeplant aan de westkant van het kasteelpark. Langwerpig rechthoekig gebouw van zeven traveeën breed onder kunstleien schilddak, zou op een gevelsteen 1814 gedateerd zijn. Baksteenbouw op zandstenen plint. Voorgevel in deels gepleisterd en geschilderd metselwerk met bogen; in de tweede en zesde travee ingeschreven in een veld met afgevlakte bossage een één flankerende brede pilaster. Halfronde nis voorzien van waterpomp met stenen vergaarbak binnen de centrale boog omlijst met bossage van het middenrisaliet. Twee blinde spitsboogvensters in de linker zijgevel met merkwaardige ijzeren tracering.

Kasteelpark

Uitgestrekt kasteelpark met vijvers en rest van walgrachten, aangelegd in landschappelijke stijl en voorheen ook bekend als "Den Engelsen Hof" en "De Wal". Grenst aan Belselestraat (oost), Hoogstraat en Bulk (zuid), Schietakkerstraat (west). Aanleg van het parklandschap daterend uit de eerste helft van de 19de eeuw waarbij waterpartijen worden afgewisseld door glooiende gazons, bomengroepen en bospartijen. Onder de loofboomsoorten komen opmerkelijke soorten en zeldzame exemplaren voor. De naaldhoutsoorten werden vermoedelijk pas vanaf de tweede helft van 19de eeuw aangeplant. Monumentale Bruine beuk in de zuidoosthoek van het park bij straathoek van Belselestraat en Hoogstraat. Opgenomen in een publicatie aangaande de meest “merkwaardige bomen van België”. Zware decoratieve voet en korte stam (circa 3 meter) en stamomtrek van meer dan 6 meter. Opvallend exemplaar ook door zijn hoogte en kroonbreedte. Zuidelijk gedeelte van het kasteelpark doorsneden door een wegel (zie Bulk) tussen resten van de walgrachten en met sporen van een toegangsbrugje in de vorm van resten van gemetste bruggenhoofden en tuinfolie (imitatierots constructie); fraaie hoge afsluiting van gietijzeren hekwerk aan hoek met Hoogstraat.

  • Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed, Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen, Onroerend erfgoed, Archief.
  • ARREN P., Van kasteel naar kasteel 5, Kapellen / Hoogboom, 1993, p. 266-271.
  • COLLIER M. & RUELENS C., Het kasteeldomein Ortegat-Vermeulen te Waasmunster, (Durme- en Scheldeland, 1991, 1, p. 14-16).
  • DEMEY A., Het Land van Waas. Tien eeuwen bouwkunst, Sint-Niklaas, 1983, p. 118-119.
  • DE POTTER F. & BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Vierde reeks. 45ste deel. Waasmunster, Gent, 1890, p. 2.
  • GENICOT L. (o.l.v.), Kastelen en Buitenplaatsen, Brussel, 1977, p. 274.
  • HEIRMAN M. & VAN SANTVOORT L., Gids voor architectuur in België, Tielt, 2000, p. 469.
  • Merkwaardige bomen van België, Brussel, 1978, p. 205.
  • PELEMAN B., Kastelen in Vlaanderen Deel II, Antwerpen, 1973, p. 144.
  • STENVERT R., KOLMAN C. e.a., Monumenten in Nederland Noord-Holland, Zwolle, 2006, p. 340-341.
  • TIJS R. & DECAVELE J., Architectuurtekeningen uit de historische steden van België, s.d., s.l., p. 105, 108.

Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Duchêne H. 2007: Kasteeldomein Ortegat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/88406 (geraadpleegd op ).