Dok voor binnenscheepvaart, in 1905-1907 onder leiding van de ingenieurs Pierlot en Weyts gegraven, daar waar de Dijle de stad verlaat; de polemieken rond het al dan niet graven van een "zee-dock" dateerden reeds van begin 1870.
Driezijdig dok met 350 meter kaaimuur (natuursteen) waarin schepen tot 100 meter lengte kunnen zwenken; op het einde van het dok, juist voor de samenvloeiing van Dijle en afleidings-Dijle, bevindt zich de benedensluis met doorgang van 10,50 meter en 90 meter lengte; de hele constructie van het sas met inbegrip van de twee sluishoofden meet 150 meter; de puntdeuren zijn vernieuwd. De bovensluis (1890) bevindt zich op Nekkerspoel, juist voorbij de afsplitsing van het afleidingskanaal. Op noord- en oostkaden, voormalig stadsmagazijn naast recente bedrijfsgebouwen.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. 1995: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Mechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)