Dok voor binnenscheepvaart, in 1905-1907 onder leiding van de ingenieurs Pierlot en Weyts gegraven, daar waar de Dijle de stad verlaat; de polemieken rond het al dan niet graven van een "zee-dock" dateerden reeds van begin 1870.
Driezijdig dok met 350 meter kaaimuur (natuursteen) waarin schepen tot 100 meter lengte kunnen zwenken; op het einde van het dok, juist voor de samenvloeiing van Dijle en afleidings-Dijle, bevindt zich de benedensluis met doorgang van 10,50 meter en 90 meter lengte; de hele constructie van het sas met inbegrip van de twee sluishoofden meet 150 meter; de puntdeuren zijn vernieuwd. De bovensluis (1890) bevindt zich op Nekkerspoel, juist voorbij de afsplitsing van het afleidingskanaal. Op noord- en oostkaden, voormalig stadsmagazijn naast recente bedrijfsgebouwen.
S.N., Le Bassin Maritime. Organe des inérêts matériels de Malines, augustus-december 1871.
S.N., Projet de creér à Malines un bassin maritime, 1871.
VAN MIERLO CH., Etude approfondie de la question Bruxelles, Louvain et Malines. Ports de mer, Brussel, 1885.
VERMOORTEL F., Mechelen, de memoires van een stad, Brugge, 1986, 38.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. 1995: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Mechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n2, Brussel - Turnhout. Auteurs: Plomteux, Greet Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)