Ingekorte romp van de Plaatsmolen, ook gekend als de Molen van Praet of Huddersmolen. Deze stenen beltmolen uit 1868 is opgetrokken om graan te malen ter vervanging van een houten staakmolen. In 1889 werd er ook een stoommachine in gebruik genomen.

Reeds in 1561-1571 (kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus) bevond zich op deze site een molen. De molen was een banmolen van de adellijke familie van Praet die op het kasteel Ten Torre woonde. De inwoners, vaak pachters van de familie van Praet, dienden hun graan te laten malen tegen een vergoeding in geld of mits afstand van een tiende van het aangeboden graan. Deze molen ging later over naar de heren van de heerlijkheid Sijsele. Op een kaart van 1760 is een "Molen van Oedelem" weergegeven. De Ferrariskaart van 1770-1778 vermeldt "den platse molen" als een houten staakmolen op vier teerlingen op een vrij grote molenberg.

De huidige molen is het restant van een stenen beltmolen opgetrokken in 1868 ter vervanging van een houten staakmolen die van vóór 1830 dateert. Het bouwjaar 1868 stond destijds in ijzeren cijfers op de molenkap. In 1889 werd er een stoommachine geplaatst, maar er werd ook nog met de wind gemalen. De molen diende enkel om graan te malen. De roeden werden verwijderd in 1914. Voortaan werd er enkel nog met stoom gemalen. In mei 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, werden herhaaldelijk bommen in de omgeving van de molen gegooid, terwijl omwonenden bescherming hadden gezocht in de molenberg. De molen zou deze bombardementen intact doorgemaakt hebben. Na de Tweede Wereldoorlog werd de kap verwijderd en later de romp verlaagd.

De romp is opgetrokken in roodbruine Oedelemse baksteen en opengewerkt met rondboogingangen en -vensters. De oorspronkelijke molenberg is weggegraven. Van de mechanische maalderij rest nog één molensteen.