Hoeve, bestaande uit losstaande bestanddelen, opklimmend tot de 18de eeuw.
Volgens P. De Brabandere teruggaand op een oude hofstede die bewoond werd door Gozewijn van Ooigem en in 1351 in beslag genomen werd ten gevolge van zijn medeplichtigheid aan de opstand van de Gentenaars tegen de Vlaamse graaf. Op het kaartboek van de parochie Ooigem (1778) wordt de hoeve afgebeeld binnen vierkante omwalling met twee haaks op elkaar geplaatste volumes ten noordoosten en twee kleinere gebouwen aan zuidwestelijke zijde. Het primitief plan (circa 1830) geeft vier volumes weer op dezelfde plaats. De hoeve was in het verleden eveneens aan westelijke zijde toegankelijk, in de 18de eeuw vanaf de Bavikhoofsestraat en in de 19de eeuw via de Guido Gezellestraat, zie afbeelding toegangsdreef op contemporaine kaarten.
De site is in de 19de eeuw eigendom van burggraaf Vilain XIIII uit Bazel. Deze liet het volume ten noorden van de omwalling (woonhuis) en een thans afgebroken klein gebouw ten zuiden vergroten. De wal wordt wellicht circa 1929 gedempt wanneer de hoeve werd toegewezen aan vlashandelaar Jules Peers - Descheemaeker. In 1937 wordt een klein volume ten zuiden en een oostelijk gebouw, beide afgebeeld op het primitief plan, afgebroken. Op de plaats van laatstgenoemde verrijst een magazijn en kunstmatige roterij, aangebouwd tegen het woonhuisvolume en, in tegenstelling tot het vorige gebouw met dezelfde oriëntatie als het woonhuis (zie nummer 57).
Eenlaags woonhuis van zeven ongelijke traveeën onder zadeldak in mechanische pannen (nok haaks op de straat), bekronende dakruiter. Witbepleisterde erfgevel voorzien van imitatiebanden op een tweeledige plint (zwartbeschilderde vlakke plint met bepleisterd bovengedeelte in imitatiebreuksteen). Getoogde deur- en vensteropeningen in een geriemde omlijsting met gesculpteerde sluitsteen. Bewaarde schuiframen op klossen met glas-in-loodinvulling, nieuwe luiken. Gebruik van glas in lood eveneens voor deur en getoogd bovenlicht. Doorgetrokken boven- (gekarteld) en onderdorpel en decoratieve versiering van de borstweringen. Ritmisch aangebrachte gecanneleerde friezen onder de nieuwe gootlijst. Links in de gevel later ingebrachte poort onder houten latei met boven de poort houten schoorwerk onder de gootlijst. Dakvenster (sluitsteen) met laaddeurtjes, onder een trapgevel met geometrische versiering in de top. Ten westen van het woonhuis een lage aanbouw onder zadeldak.
Oostelijke stalaanbouw voor paard, onder zadeldak in Vlaamse pannen (nok evenwijdig met woonhuis). Witbepleisterde gevel met imitatiebanden op een zwartgeschilderde plint. Rechte muuropeningen.
Zuidelijk gesitueerd schuurtje onder wolfsdak (nok schuin op woonhuis, Vlaamse pannen). Verankerde witgeschilderde baksteenbouw op zwarte plint. Steunberen op de hoeken.
- Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Ooigem, 1885/3, 1929/3, 1937/23.
- DE BRABANDERE P. en HUYS E., De geschiedenis van Oyghem. Wijlent Mijnheer P. Debrabandere's nagelaten werk aangevuld door Emiel Huys, Kortrijk, 1937, p. 26.