is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Brixius
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Brixius: toren en voorgevel middenschip
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Brixiuskerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Sint-Brixiuskerk, in sommige bronnen vermeld als Sint-Pieterskerk. Overwegend neogotische parochiekerk die een veelheid aan opeenvolgende bouwfasen en -stijlen in zich draagt, met onder meer vroeggotische toren en westgevel, eind 17de-eeuwse noordbeuk en neogotische 19de-eeuwse zuidbeuk en aanpassingen.
In een oorkonde uit 1037-1038 wordt voor de eerste maal het dorpje Ooigem vermeld: "itemque ecclesia appenditiaque Otingehem et forestum Methela". Dit vroege kerkje was vermoedelijk niet meer dan een houten kapel, en ontstaan als eigenkerk uit de vrijheerlijkheid Ooigem, gelegen vlakbij het domein van de heer. Eertijds was Harelbeke vermoedelijk de primitieve of moederkerk voor het gebied Ooigem, tot de heer van Ooigem op zijn domein een kapel laat oprichten, die uitgroeit tot kerk. In een bisschoppelijke akte uit 1111 wordt voor het eerst het "altare van Ooigem" vermeld. Het personaat van de kerken van Beveren, Desselgem en Ooigem komt tussen 1150 en 1158 in handen van de Sint-Pietersabdij, aan hen geschonken door Gerard, bisschop van Doornik, die het verkreeg van Theodorik, kanunnik van Harelbeke. Dit houdt in dat de abdij de pastoors ter benoeming kon voorleggen. De abdij was ook groot-tiendheffer in de parochie, wat de plicht tot onderhoud van de pastoor en het kerkgebouw met zich meebrengt. Een eerste stenen kerkje dateert vermoedelijk uit het eerste kwart van de 13de eeuw en is gebouwd bovenop een oudere begraafplaats (de lokale historicus De Brabandere dateert de oudste delen van de kerk echter in het midden van de 12de eeuw). Er wordt een driebeukige transeptloze kerk gebouwd, met recht afgesloten koor en een middentoren op vierkant grondplan met achtkantige opbouw, in Doornikse kalkzandsteen (breuksteen). Van deze vroeggotische aanleg zijn enkel de vieringtoren en de westgevel van de middenbeuk bewaard. Het kerkgebouw is nog geïnspireerd op de romaanse bouwwerken, zie de zware rechthoekige pijlers, maar met inbreng van nieuwe vroeggotische elementen, onder meer de spitsboog. Wellicht wordt de kerk nog tijdens de 14de eeuw een eerste maal hersteld, waarbij de bovenbouw van de noordelijke, westelijke en zuidelijke middenbeukmuren worden vervangen door baksteenmetselwerk. In de 16de eeuw wordt tegen de noordelijke zijbeuk een laatgotische Onze-Lieve-Vrouwkapel aangebouwd. Tijdens godsdiensttroebelen in de periode 1573-1578 ondergaat de kerk plunderingen en vernielingen. Bij herstelling op het einde van de 16de of het begin van de 17de eeuw wordt het vroeggotische koor vervangen door een groter koor met driezijdige sluiting. In het eerste kwart van de 17de eeuw (1602, 1609 en 1611) wordt door de dorpsheer Jan de Gros verschillende glasramen geschonken met zijn wapens, geplaatst in het nieuwe koor.
In 1618 is de kerk opnieuw volledig voor de eredienst geschikt en wordt een altaar geconsacreerd ter ere van Sint-Jan-de-Doper en de relikwieën van de Heilige Ruffinus en de elfduizend maagden. Vóór 1646 laat kasteelheer Charles de Gros in de kerk een grafkelder metselen waarin het hart van zijn vader wordt weggeborgen, zijn vrouw wordt er begraven in 1663, hijzelf in 1666. In 1688 blijkt uit een bisschoppelijk visitatieverslag dat het plafond, de vloer, het dak, de klokkentoren en de kerkmuren dringend moesten hersteld worden, na schade opgelopen tijdens de Hollandse Oorlog (1672-1678). De Negenjarige Oorlog (1688-1697) zorgt opnieuw voor ellende. De kerk is in vervallen staat, er wordt geplunderd door zowel Spaanse als Franse troepen. Na de ontbinding van de Onze-Lieve-Vrouwkapelanie in 1683 wordt op het einde van de 17de eeuw onder impuls van pastoor Dominicus de la Court de kleine noordbeuk afgebroken en vervangen door een grotere noordelijke zijbeuk in laatgotische stijl, aangebouwd in het verlengde van de kapel. De pilaren en scheibogen van het schip worden daarbij afgebroken en vervangen door gerecupereerde 15de-eeuwse natuurstenen pijlers, waarvan volgens sommige bronnen enkele afkomstig zijn van de Gentse Sint-Pietersabdij. De pijlers worden met elkaar verbonden door gotische scheibogen, de vlakke zoldering van de middenbeuk blijft behouden. De scheidingsmuur tussen hoogkoor en Onze-Lieve-Vrouwkapel wordt opengewerkt. De gotische vensters in de noordelijke zijgevel werden vervangen door grote barokke vensters en een "paradijsportaal" onder fronton.
Al sinds de 17de eeuw is het kerkhof door een muur omgeven, met toegang aan de noordwestzijde. Het kruisbeeld tegen de noordelijke zijgevel zou ook uit deze periode dateren, rekeningen uit 1773 vermelden dat het beeld is herschilderd.
In 1711-1713 zorgt Philips de Prez voor de bouw van een nieuw hoofdaltaar. In 1715 worden de kerkdaken vernieuwd. Discussies tussen de Sint-Pietersabdij (tiendheffer) en het schepenbestuur van Ooigem over de financiering van uitgevoerde werken leidden tot processen voor de Raad van Vlaanderen. De kerkrekeningen spreken ook van een nieuwe monstrans gemaakt door edelsmid Gaspard Descamps uit Kortrijk in 1723, en van het leggen van een nieuwe kerkvloer in 1726. In 1774 krijgt Ooigem voor de cultus een stukje van het gebeente van de Heilige Brixius, bisschop van Tours. Rekeningen van de kerkfabriek vermelden reparatiewerken aan het dak van de kerk in de jaren 1774 en 1778. Ook werden geregeld schilderwerken uitgevoerd. Tijdens de Franse Revolutie raakt de kerk opnieuw in verval en worden de klokken geroofd. In 1804 worden drie nieuwe klokken gegoten, met de namen Brixius, Maria en Anna. Tussen 1806-1812 vinden opnieuw herstellingswerken plaats, onder meer daken en goten worden vernieuwd en interieur opgefrist.
In 1853 wordt vastgesteld dat de kerk te klein is geworden en de zuidbeuk in bouwvallige staat is. De eerste plannen voor een herstelling en vergroting dateren nog van hetzelfde jaar, naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Nicolas Croquison (°1806-†1887). De neogotische vergroting van koor en zuiderzijbeuk wordt gerealiseerd in de jaren 1856-1857. De bestaande smalle zuidelijke zijbeuk en sacristie wordt daarbij gesloopt en heropgebouwd als kopie van de noordelijke zijbeuk, het hoofdkoor wordt afgebroken en groter heropgebouwd, aan weerszijden door een sacristie geflankeerd. De doorgang tussen het koor en de noordelijke zijbeuk wordt vergroot. Alle bestaande vensters worden vernieuwd en vervangen door spitsboogvensters met neogotisch maaswerk, onder meer de segmentboogvormige barokke vensters en de twee spitsboogvormige vensters in de noordgevel van de voormalige Onze-Lieve-Vrouwkapel. De kerkvloer wordt opengebroken en de grafkelders leeggehaald. Wegens geldgebrek wordt de kerk niet verder vernieuwd. In 1863 waren plannen om de oude westgevel te herbouwen en in 1868 om een nieuwe toren te bouwen en het interieur te vernieuwen. Ook in 1912 worden door architect Jules Coomans uit Ieper plannen opgemaakt tot nieuwe wijzigingen, nooit uitgevoerd. In 1912 wordt wel een nieuwe vloer gelegd in de noord- en middenbeuk, vele grafzerken worden afgevoerd en belangrijke stukken meubilair verwijderd.
De kerk wordt tijdens de beide wereldoorlogen beschadigd. Door Duitse beschietingen in oktober 1918 worden stukken van de toren, het dak en het Onze-Lieve-Vrouwaltaar vernield, van laatst genoemde is enkel de altaarsteen gespaard gebleven. Voorlopige kerkdiensten gingen door in de kapel van het klooster van de benedictinessen. In 1934 worden ingrijpende herstellingen uitgevoerd: een deel van de westgevel wordt herbouwd in Doornikse steen en twee doorgangen onder de toren worden vergroot. Het centrale spitsboogvenster in de westgevel wordt vervangen door en rozas met maaswerk. De 14de-eeuwse bakstenen bovenbouw van de westgevel wordt in Doornikse steen heropgebouwd. Een oorspronkelijk ontwerp voor de uitbreiding van de koorruimte wordt niet uitgevoerd.
De torenspits wordt vernield in mei 1940 tijdens de Slag aan de Leie, in het Sint-Annakoor slaat een bom in. In 1941 wordt de toren voorlopig hersteld en afgedekt met een betonnen plaat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden twee van de drie klokken uit 1804 door de bezetter weggehaald om omgesmolten te worden. De Mariaklok wordt behouden. In 1951 worden de twee andere huidige klokken vervaardigd door het huis Michiels uit Doornik. De torenspits wordt heropgebouwd in 1954. Tussen 1944 en 1968 wordt het kerkhof verwijderd, het kerkpleintje ten westen heraangelegd en een tweede toegangsdeur gemaakt in de westgevel van de noordbeuk, met inkorting van het bovenliggende blinde spitsboogvenster. In 1981 wordt de kerk gerestaureerd, voornamelijk dakwerken. Enkele gewelven worden vervangen en identiek heropgebouwd. Naar aanleiding van de herstellingswerken word in 1981 in de kerk archeologisch onderzoek verricht.
Kerk gelegen ten zuiden van het dorpsplein (Sint-Brixiusplein/ Bavikhoofsestraat), eertijds omringd door een kerkhof, thans omgeven door parkeerplaatsen. Driebeukige transeptloze hallenkerk met driezijdig afgesloten koren en een middentoren. Materiaalgebruik: oudste gedeelten opgebouwd in Doornikse kalkzandsteen in onregelmatig metselverband, aangevuld met nieuwer materiaal voor de heropbouw van de westgevel van het schip in 1934. Voor de muren van de zijbeuken, de koren en het overige deel van de westgevel zijn doorheen de eeuwen en de verschillende bouwfasen diverse baksteenformaten te onderscheiden. Zadeldaken en torenspits in natuurleien.
Exterieur. Westgevel waarvan de centrale puntgevel in natuursteen, gedeeltelijk doorlopend in de gevel van de noordbeuk (ter hoogte van de uitbouw van de voormalige doopkapel), voorzien van een centrale ongeprofileerde spitsbogige toegang, waarin een houten vleugeldeur met smeedijzeren sluitwerk die volgens vermelding op de makelaar dateert van 1773. Het oorspronkelijke bovengaande spitsboogvenster en de oculus in de nok zijn in 1934 vervangen door de huidige rozas en een verticale lichtspleet. Het middengedeelte wordt aan de beide zijden gesteund door vierkante steunberen. De overige delen van de westgevel uitgevoerd in baksteen, bij de noordbeuk (eind 17de eeuw) met vlechtingen op de puntgevel, een ingekort blind spitsboogvenster op de plaats van een vroeger segmentboogvenster, boven een nieuw gecreëerde toegangsdeur uit 1934, in spitsboogvormige natuursteenomlijsting; de zuidbeuk met een blind spitsboogvenster. Zijgevels gekenmerkt door vier traveeën van grote neogotische spitsboogvensters met maaswerk, inspringend metselwerk bij de laatste travee geeft de vroegere plaats van de noordelijke kapel weer. Driezijdige sluitingen van het hoofdkoor en zijkoren, bij het hoofdkoor geschraagd door verjongende steunberen, bij de zijkoren met blind spitsboogvenster in de afgeschuinde zijde.
Toren op vierkante basis, via piramidale met leien gedekte trompen, overgaand op een achthoekige bovenbouw met omlopende waterlijst en voorzien van vier spitsbogige galmgaten met deelzuiltje dat het geheel in twee gelijke spitsbogen verdeelt met bovengaande oculus. Het galmgat aan de oostzijde is oorspronkelijk, aan de andere zijden hersteld/ gereconstrueerd. Stompe achtzijdige spits in leien, tot 1940 voorzien van een veel hogere naaldspits. Na de Tweede Wereldoorlog heropgebouwde sacristie in lichtrode baksteenbouw onder platte bedaking, met spitsboograampjes en rechte deuropeningen.
Op de westelijke hoek van de noordbeuk een ruitvormige witmarmeren grafzerk van Johannes van Schoebeke (†1719) en zijn vrouw Jacoba van Outryve (†1741), tweede dito grafzerk met onleesbaar opschrift, van de familie Goemaere. Oorspronkelijk in de kerkvloer, na 1857 en 1912 in de noordgevel van de kerk geplaatst. Andere zerken uit de kerkvloer, onder meer van de familie de Gros, zijn verdwenen. Tussen de tweede en derde travee van de noordgevel de gekruisigde Christus, houten kruis met witgeschilderd houten Christusbeeld, zonder doornenkroon of lanswond en met banderol "INRI", onder klokvormig afdakje. Nog op de noordgevel een natuurstenen grafzerk van Petrus Verhaeghe (†1844), burgemeester, kerkmeester en armmeester te Ooigem. Op de westgevel van de zuidbeuk een natuurstenen zerk van de Zusters Benedictinessen van Ooigem.
Interieur. Sterk heterogeen interieur door de talrijke verbouwingen doorheen de geschiedenis. Grotendeels bepleisterde en witgeschilderde binnenafwerking, met uitzondering van delen van het schip in blote natuursteen of breuksteen. De centrale toren steunt op vier rechthoekige pilaren, aan de zijkanten met elkaar verbonden door lage spitsboogvormige scheibogen. Er is een bewaarde aanzet van gelijkaardige scheibogen en pijlers die het schip vormden. De noord- en zuidzijde is opengewerkt door verhoogde spitsbogen over de volledige hoogte van schip en koor. Deze oudste vroeggotische delen zijn opgebouwd in Doornikse kalkzandsteen, enkele pijlers met bewaarde druiplijsten. De toren is overwelfd door een vlakke zoldering met sobere kooflijst. De ruimte naar het koor en apsis met driezijdige sluiting wordt gevormd door verwijde scheibogen (1934) die toegang geven tot de zijkoren en wordt overwelfd met een kruisgewelf. Tot halverwege de 20ste eeuw is het koor voorzien van neogotische sjabloonschilderingen. Oorspronkelijke lage vroeggotische scheibogen zijn vervangen door twee hogere gotische scheibogen tussen schip en zijbeuken, die worden gesteund door ronde pijlers en pilasters met acanthusbladkapiteel en op achtzijdige basis, in Balegemse of Ledische zandsteen. Het schip is voorzien van een vlakke zoldering met fraai 18de-eeuws stucplafond van drie vakken in Lodewijk XV-stijl, onder meer met monogram IHS en duif met stralenbundel. De westzijde heeft een houten doksaal boven het portaal, steunend op de vroeggotische breukstenen pilasters. De noordelijke zijbeuk bezit een spitstongewelf uitgevoerd in 18de-eeuws stucwerk met Lodewijk XV-ornamentiek. De zuidelijke zijbeuk is voorzien van een breed tongewelf, tot halverwege de 20ste eeuw ter hoogte van het zijaltaar voorzien van een beschildering met sterren.
Mobilair. Hoofdaltaar, barok portiekaltaar toegewijd aan de patroonheilige, met Sint-Brixiusbeeld in nis tussen twee engelen, gepolychromeerd hout, vervaardigd in 1712-1713 door Filips De Prez; centraal schilderij "Golgotha" (2de helft 16de eeuw); voorgaande sarcofaagvormige altaartafel in gevlamd marmer (19de eeuw); tabernakel in geschilderd en deels verguld hout, midden 18de of 19de eeuw. Zijaltaar zuidbeuk, portiekaltaar toegewijd aan de Heilige Anna, met beeld van de heilige in nis tussen twee engelen, gepolychromeerd hout, 1717; centraal schilderij "Heilige Familie met kleine Johannes, Anna en Joachim" (17de eeuw); voorgaande altaartafel met Anna-monogram, gepolychromeerd hout, 1856.
Zijaltaar noordbeuk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurend Bijstand, hout, opgetrokken ter vervanging van een vroeger Sint-Antoniusaltaar uit 1862, vernield in oktober 1918. Communiebank, eikenhout, vervaardigd door Adriaan Valcke in 1683. Kerkmeestersbank in Lodewijk XVI-stijl, eikenhout, eind 18de-begin 19de eeuw; vier zitjes, op het ruggedeelte medaillon met afbeelding David Koning psalmdichter, bekroond met medaillon met voorstelling Heilige Augustinus van Hippo. Biechtstoel in Lodewijk XVI-stijl, eikenhout, eind 18de-begin 19de eeuw, met rond fronton met Oog Gods in stralendriehoek. Biechtstoel uit 1863, vervaardigd door timmerman Vanneste uit Ooigem. Koorgestoelte, eikenhout, 1859, versierd met getorste zuiltjes. Preekstoel in Lodewijk XIV-stijl, eikenhout, circa 1720. Beeldhouwwerk op de zeshoekige kuip, onder meer Lam Gods, de Heiligen Petrus en Paulus, de Heilige Nikolaas, de Heilige Dominicus Guzman; op de rug een gedrapeerde mantel met IHS-monogram; op het klankbord en duif in stralenkrans, passiewerktuigen, bekroond door twee engeltjes met opengeslagen boek. Doksaal, eikenhout, Lodewijk XVI-stijl, eind 18de-begin 19de eeuw, gebogen balustrade met centraal medaillon met voorstelling van orgelist aan het orgel. Nieuw orgel, geplaatst tussen 1944 en 1968 ter vervanging van een orgel uit 1806, gebouwd door Van Peteghem uit Gent. Een oudere orgelkast is naar verluid vernield in 1918 en bevatte de data 1657 en 1781. Zoldertrap verdwenen. Doopvont, neogotiek, natuursteen met houten deksel met koperbeslag, 19de eeuw.
Beeldhouwwerk: beeld van Sint-Anna-ten-Drieën (2de helft 17de eeuw), geplaatst op het zijaltaar; kruis Golgotha; beelden in gepolychromeerd gips op console, Heilige Theresia en Heilige Godelieve; witte beelden Onze-Lieve-Vrouw en Heilig Hart. Schilderijen, veelal van de Vlaamse School: "Graflegging" (16de eeuw), "Hof van Olijven" en "Verrijzenis" (2de helft 16de eeuw), "Vagevuur" (eind 16de eeuw), "Heilige Antonius van Padua en het wonder van de ezel" (17de eeuw), "Moeder der Smarten", geschonken na de Eerste Wereldoorlog en andere. Kruisweg van 14 statiën, gepolychromeerd gips, vervaardigd in 1904 door Aloïs De Beule uit Gent, in 1911 geschonken door de kinderen d'Hoop. Oorlogsgedenkteken voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: rechthoekige witmarmeren plaat met bronzen omlijsting, bronzen haut-reliëf met buste Heilig Hart, inscriptie "HEERE JESUS GEEF HUNNE ZIELEN DE EEUWIGE RUST / 1914 1918 / GODVRUCHTIG AANDENKEN AAN DE SLACHTOFFERS VAN DEN OORLOG", met daaronder een opsomming van de namen, opgesomd in groepen gesneuvelde soldaten, krijgsgevangenen, civil arbeiders, slachtoffers der bommen en granaten.
Bron: SANTY P. & DEVOOGHT K. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Wielsbeke, Deelgemeenten Ooigem en Sint-Baafs-Vijve, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL36, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Er zou reeds van in de 17de eeuw een orgel aanwezig geweest zijn. In 1806-1808 werd een orgel geleverd door de Gentse orgelmakers Van Peteghem. Het instrument werd grondig hersteld (en gewijzigd?) door Ch.-L. Van Houtte (Vichte) in 1834. Een groot onderhoudswerk werd uitgevoerd door diens zoon Fr. Van Houtte (Waregem) in 1868. Het orgel werd beschadigd in de Eerste Wereldoorlog; de orgelkast - waarop naar verluidt de jaartallen 1657 en 1781 voorkwamen - zou (geheel?) verloren gegaan zijn. In 1930 werden herstellingen uitgevoerd door J. Anneessens (Menen). Er was schade door een beschieting in mei 1940. Blijkens een foto van 1944 was de orgelkast nog behouden, maar ze werd uiteindelijk toch verwijderd bij de bouw van het nieuwe orgel in 1947. In 1947 werd een nieuw orgel gemaakt Jos. Loncke (Esen), met recuperatie van een hoeveelheid pijpwerk uit het vorig orgel.
Is deel van
St.-Brixiusplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Brixius [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/89587 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.