Stokerijmolen ()

De houten staakmolen Stokerijmolen op molenberg is gelegen op de wijk "'t Hoge", het hoogste punt van Kuurne. In 1796 werd een molen overgebracht uit Kortrijk en heropgericht aan de onder het Oostenrijks bewind aangelegde steenweg Kortrijk-Brugge (1750).

Historiek

In 1796 kocht Louis Carpentier de Kortrijkse Maelgeulemolen (een houten oliewindmolen) en liet hem op de huidige standplaats herbouwen op een nieuwe molenberg. Mogelijk maalde de graanwindmolen in Kuurne aanvankelijk mout voor de Kuurnse stokerij van Barbara Holvoet, Carpentiers echtgenote. De naam Stokerijmolen (vermeld in het beschermingsbesluit van 1943) verwijst daarnaar, net zoals de naam van een straat en een gehucht ten westen van de steenweg. De molen in Kuurne is zonder naamaanduiding aangeduid op de P.C. Poppkaart (rond 1850). De vroeger landelijke en open omgeving langs deze steenweg is niet bewaard.

In 1960 werd de sinds drie jaar buiten werking gestelde molen aangekocht door de gemeente. In 1962-1963 werden eerste herstellingswerken uitgevoerd door de firma Vandekerckhove (Ingelmunster) en molenbouwers Peel (Gistel). De molen kreeg onder meer nieuwe teerlingblokken en een kunstleien bedekking (vermoedelijk van de kap en de windzijde). Tevens werd de steenbalk versterkt met ijzeren balken. In 1977 moest de molen opnieuw gestut worden en werd besloten tot een grondige restauratie. Na ontmanteling werd de molen in 1980-1983 gerestaureerd door het bedrijf Cottenier (Aalbeke) onder leiding van architect Paul Goethals (Sint-Kruis). Hierbij werd de windzijde opnieuw voorzien van eiken leien. Na deze restauratie kon de molen draaien maar was hij niet maalvaardig. In 2007 was er stormschade aan de molen. In 2013 liet het gemeentebestuur het lekkende dak dichten. In 2018 werd een beheersplan opgemaakt met het oog op onderhoud, herstel en restauratie van de molen. Vanaf 2019 zijn er plannen voor een nieuwe restauratie.

Beschrijving

De houten staakmolen is gebouwd op vier teerlingen van witgeschilderde baksteen, afgedekt met natuurstenen blokken (open voet). De teerlingen zijn opgericht op een met gras ingezaaide molenberg. Aan de voet van één van de teerlingen is een oude molensteen ingegraven. De houten staak is op de vier hoeken (boven de klauw) voorzien van geprofileerd houtsnijwerk. De staartzijde en de zijwanden van de molenkast zijn bekleed met een verticale plankenbeschieting met ronde kijkgaten en kijkgatluikjes. De windzijde is bekleed met houten leien. Onder de gietijzeren askop valt de sierlijke houten borstnaald op. De geklinknagelde Verhaegheroeden (wieken met een gevlucht van circa 24 meter) zijn voorzien van houten windplanken. De gebroken kap met wolfseind (windzijde) is niet meer bekleed met houten leien, maar met kunstleien. Aan de staartzijde is de nok bekroond met een houten makelaar waarop een ijzeren windvaan geplaatst is. De houten molentrap met dito leuning geeft toegang tot de deur van de meelzolder. Daarboven steekt het laadluik van de steenzolder. In de geveltop beschermt de luikap (zadeldakje bekleed met houten leien) het buitenluiwerk. De staart is voorzien van hangbalken met witgeschilderde kop en een  kruias met metalen tandwielen. Rondom de molen situeren zich de houten kruipalen.

Inrichting van de molen. Op de maalzolder bevindt zich een haverpletter. Op de meelbak staan meerdere namen en data, zoals "1829" en "1836". De steenzolder bevat twee koppels maalstenen. Het staakijzer van de ‘voormolen’ (het grootste koppel stenen) bevat de inscriptie "I CLARYSSE TOT M". Op de windpeluw is het jaartal "1874" te lezen. Op de midden- of steenlijsten komen meerdere opschriften voor, onder meer "FITALUS CORNILLE", "R.C. DE BAL/ 18XXIIX", "KINDTS/ 1818", "BENEDICTUS LAMBRECHT", "P. JOYE" en "1818". Het vangwiel telt 52 kammen, het tweede aswiel 44. Hiermee komen schijflopen van respectievelijk 15 en 13 staven overeen.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, archiefnummer W/00660.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen, Deel 1: arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 137.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 282.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 89.
  • S.N. 1996: Westvlaamse windmolens. De Stokerijmolen te Kuurne, Curiosa 34.335, 29-31.
  • S.N. 1989: Wieken wenken in Vlaanderen. De Stokerijmolen in Kuurne, Het Volk (31 augustus).
  • S.N. 2019: De stokerijmolen in Kuurne wordt nog deze legislatuur gerestaureerd, Het Laatste Nieuws (9 mei).
  • VAN HOUDENHOVE F. & VAN WEZEMAEL L. 1996: De geschiedenis van de Kuurnse Sint-Pietersparochie, Kuurne, 74.

Auteurs:  De Gunsch, Ann; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stokerijmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359963 (geraadpleegd op ).


Stokerijmolen ()

Voormalige 18de-eeuwse graanmolen, gelegen op de wijk "'t Hoge", het hoogste punt van Kuurne. Circa 1796 opgericht op een kunstmatige molenwal, wanneer de eerste eigenaar Louis Carpentier van Kortrijk naar Kuurne komt wonen. Hij verhuisde waarschijnlijk zijn molen, die vroeger opgesteld stond langs de Gentsesteenweg te Kortrijk. In 1957 wordt de molen buiten werking gesteld en in 1959 aangekocht door de gemeente. In 1962-1963 worden eerste herstellingswerken uitgevoerd door firma Vandekerckhove. De molen krijgt nieuwe wegen en teerlingblokken en een nieuwe bedekking. De steenbalk wordt versterkt met ijzeren balken. In 1977 moet de molen opnieuw gestut worden en wordt besloten over te gaan tot een grondige restauratie. De molen wordt ontmanteld en tussen 1980 en 1983 gerestaureerd onder leiding van architect Paul Goethals, uitgevoerd door Cottenier uit Aalbeke (Kortrijk). De molen kan draaien maar is niet meer maalvaardig.

Houten staakmolen op vier witgeschilderde bakstenen teerlingen. De molen is aan drie zijden bekleed met een verticale beschieting en houten leien aan de windweegzijde. Geknikt zadeldak met wolfseind en bekroond met ijzeren sierelement. Niet verdekkerde wieken, gevlucht van circa 24 meter. Aan de staartzijde: laadluik onder zadeldakje, met katrolsysteem.

Op de maalzolder bevindt zich een haverpletter. De steenzolder bevat twee koppels maalstenen. Het vangwiel heeft 52 kammen en het voorwiel heeft 44 kammen.

Het klauwijzer van de voormolen bevat de inscriptie "I CLARYSSE TOT M". Op de windpeluw is het jaartal "1874" te lezen. Op de meelbak staan verschillende namen en data, waaronder "1829" en "1836". Op de middenlijst talrijke opschriften "FITALUS CORNILLE", "R.C. DE BAL/ 18XXIIX", "KINDTS/ 1818", "BENEDICTUS LAMBRECHT", "P. JOYE", "1818".

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, archiefnummer W/00660.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen, Deel 1: arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 137.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 282.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 89.
  • S.N. 1996: Westvlaamse windmolens. De Stokerijmolen te Kuurne, Curiosa 34.335, 29-31.
  • VAN HOUDENHOVE F. & VAN WEZEMAEL L. 1996: De geschiedenis van de Kuurnse Sint-Pietersparochie, Kuurne, 74.

Bron: DE GUNSCH A. met medewerking van MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kuurne, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL37, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  De Gunsch, Ann
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stokerijmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/89721 (geraadpleegd op ).