Watermolen gesitueerd in het uiterste noorden van de gemeente op de zuidelijke oever van de Molenbeek vlakbij het gehucht Amelgem (Meise/Brussegem) en het domein van Bouchout (Nationale Plantentuin, Meise). De korenmolen van het bovenslagtype heeft een geschiedenis die teruggaat tot de 13de eeuw; de huidige gebouwen dateren uit de 19de- en 20ste eeuw met behoud van een oudere kern in het molenhuis.
Historiek
De naam "Elverikmolen" wordt voor het eerst in een akte van 1206 vermeld, de naam "Amelgemmolen" in een verkoopsakte van 1529 toen het goed werd aangekocht door Bernard van Orley, hofschilder van Margaretha van Oostenrijk. Vanaf 1574 kwam de molen in handen van de heren van Wemmel woonachtig op het kasteel van Bouchout. In 1879 werd het kasteel en zijn aanhorigheden aangekocht door koning Leopold II voor zijn zuster Keizerin Marie-Charlotte. Sedert 1947 is de molen in privebezit.
De watermolen ligt ten zuiden van de Molenbeek op grondgebied Wemmel. De molenvijver aan de overzijde van de beek bevindt zich echter op grondgebied Meise waardoor de molen soms verkeerdelijk als "Meisemolen" wordt aangeduid (zie Ferrariskaart, 1771-1775). Kaartmateriaal vanaf 1699 (kaartboek van de abdij van Grimbergen) tot en met de 19de eeuw (Popp, circa 1860), tonen twee parallelle volumes aan weerszijden van een landweggetje, waarvan het westelijke volume de molen is. In 1740 is er sprake van twee types van molens binnen de Amelgemmolen: een korenmolen in eigendom van de verhuurder en een boekwijtmolen in eigendom van de huurder. In het tweede kwart van de 19de eeuw liet Graaf Amédéé de Beauffort de "Bosch Straet" gedeeltelijk recht trekken. Het oostelijke volume, vermoedelijk de schuur, werd gesloopt en de watermolen uitgebreid tot zijn huidig L-vormig voorkomen. Naar verluidt vermeldt een opschrift in de schuur dat ze herbouwd werd in 1835 door graaf Amédée de Beauffort; de registratie op het kadaster geschiedde echter pas in 1863. Circa 1947 werd de Amelgemmolen definitief stilgelegd en in 1956 volledig ingericht als woning.
Beschrijving
Landelijk gelegen watermolen in zijn huidig voorkomen 19de-eeuws, bestaande uit een oudere kern van drie traveeën aan de beekzijde, in 1835 uitgebreid tot het huidige volume (zie kadaster, opschrift schuur en bouwnaad). L-vormige plattegrond bestaande uit het loodrecht op beek ingeplant molen- en molenaarshuis en een haakse schuur; uitgebreid met lage aanbouwsels aan de beekzijde en aan de achterzijde van de schuur.
Pittoresk geheel van verankerde en witgeschilderde éénlaagse baksteenbouw op gepikte plint onder contrastvolle, hoge, gecombineerde schilddaken (grotendeels leien) voorzien van dakkapellen onder overkragende, gecombineerde zadel- en tentdakjes (leien) met piron. Rechthoekige muuropeningen onder houten lateien; de vensters zijn beluikt. Langsgevel aan de straat met duidelijke bouwnaad tussen de tweede en derde travee en een paardenring in de vierde travee. Watergevel op hoge kalkzandstenen onderbouw geopend door drie steekboogvensters. Kalkzandstenen strekdam, het houten sluiswerk en het metalen bovenslagrad zijn in zeer slechte staat.
In de straatgevel van de schuur een ingemetseld reliëf, vermoedelijk een grafsteen, met onvolledig opschrift "...GIST ALLEXANDRE BIVMO FIL(?) Z D...". Het gebinte bestaat naar verluidt uit zeven spanten met pen- en gatverbinding en stijlen van kromhout. Mogelijk is een deel recuperatiemateriaal van de circa 1835 afgebroken schuur.
Ten zuiden van het molenhuis wordt een groot gekasseid erf langs de straat afgesloten door een hoge, witgeschilderde bakstenen muur op gepikte plint onder zwart pannen zadeldakje. Aan de straatzijde zware steunberen, aan de erfzijde paardenboxen onder zwart pannen lessenaarsdak.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Wemmel: 1863/6 en eigendomsregister.
- Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur, deel 2n, Vlaams Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 1975, 765.
- DESSAER R. 1945: Geschiedenis van Wemmel, Anderlecht-Brussel, 1945, 45.
- VERHASSELT E. 1981: De Amelgemmolen, in Wamblinus, Wemmel, jaargang 9, nummer 4, 49-57.