Hostens Molens ()

Hostens Molen, een bakstenen stellingmolen van 1856-1857, gaat terug op een bergmolen van 1774, die op zijn beurt een staakmolen verving. De molen - 400 meter ten westen van de kerk - is achterin gelegen ten noorden van de Kruiswegestraat. De oprit naar de molen loopt tussen twee lage dorpswoningen (Kruiswegestraat nummers 4 en 6). De vroegere olie- en korenwindmolen is enkel nog ingericht als korenmolen.

Historiek

Vóór 1774 is er reeds sprake van een houten windmolen op deze plaats. Het betrof een vrije molen zonder heerlijke rechten. In 1774 verving Vincent Scheere de staakmolen door een bakstenen molen op molenberg. Op een plan van 1807 is deze stenen molen reeds aangeduid. De verkeerde intekening als staakmolen op het primitief kadasterplan (rond 1830) werd in 1865 rechtgezet. Bij de molen hoorde een eveneens achterin gelegen molenaarswoning. Rond 1830 was er nog geen bebouwing aan de straat.

Griffier en olieslager Jan-Baptist Vincent was vanaf 1834 eigenaar. In 1849 ging de molen via huwelijk over naar molenaar Ferdinand Hoste. Beide eigenaars lieten hun sporen na in de naamgeving van de molen. Op de Vandermaelenkaart (rond 1850) is de molen immers aangeduid als "Moulin St. Vincent". De huidige benaming verwijst dan weer naar de familie Hoste die in 1849 haar intrede deed. Rond 1855 kwam de windvang van de bergmolen in het gedrang door de verhoging van de kloostergebouwen. Daarop verhoogde Hoste de molenromp in 1856-1857 tot een stellingmolen. Hierbij werd ook de molenberg afgegraven. Rond 1865 werd tussen de molen en de woning een magazijn gebouwd. Rond 1879 werden de woning en de gebouwen rond de molen uitgebreid. Rond 1885 volgde nogmaals een vergroting van de omgevende gebouwen. Van 1885 tot 1910 was er een stoommachine om op windstille dagen te malen. Na de afbraak van de molenaarswoning (1909) werden molen en magazijn in 1910 kadastraal verenigd. Deze bouwgeschiedenis resulteerde in een stellingmolen met op de begane grond (ter hoogte van de afgegraven berg) aanbouwen onder pannen zadeldaken. Vermoedelijk bevond de ingang tot de molen zich in deze aanbouwen.

In 1909 en opnieuw in 1911 werden de wieken zwaar beschadigd door blikseminslag. Vanaf 1924 was de molenaarsfamilie Verstraete, tot dan uitbater van de nu verdwenen Poekemolen (Poekestraat, Ruiselede), eigenaar van de molen. In 1937 verwierf Raymond Hoste, afstammeling van een molenaarsfamilie, de molen en was er molenaar tot 1955. Net vóór 1940 kwam er ook een elektrische aandrijving van de molen. Bij de bevrijding op 8 september 1944 liep de molen zware schade op. In 1949 werd de kollergang van de oliemolen (begane grond) verwijderd. Grote herstellingswerken werden uitgevoerd in 1956-1959. De molen werd op de binnenroede verdekkerd, op de buitenroede halfverdekkerd (Nederlands wiekverbeteringssysteem van A.J. Dekker). Daarna werd er tot de definitieve stillegging in 1965 nog sporadisch gemalen. In de daaropvolgende jaren onderging de molen meerdere herstellingen, onder meer aan de houten gaanderij, de ramen, de deuren en het luiwerk. Het gemeentebestuur, eigenaar vanaf 1997, liet de molen in 1999-2001 restaureren. Hierbij werd de verdekkering opnieuw aangebracht. De lage gebouwen tegen de molenromp werden gesloopt en vervangen door een lage nieuwbouw in rood geschilderde baksteen onder gebogen dak (ontwerp ingenieur-architect Freddy De Schacht, Ruiselede). De oostzijde fungeert als toegang tot de molen, de westzijde als vergaderzaal en tentoonstellingsruimte. Op deze wijze kreeg de maalvaardige molen een nevenbestemming.

Beschrijving

Het huidige uitzicht van de bakstenen stellingmolen dateert grotendeels van 1856-1857, toen ook de molenberg afgegraven werd. In de romp zijn er bouwsporen van de dichtgemaakte oorspronkelijke ingang (te hoog geplaatst na afgraven berg) en wellicht ook van getoogde venstertjes. De gehele molenromp, ook de ‘nieuwe’ benedenverdieping, kreeg bij de verhoging rondboogvensters. Het onderste deel van de molen (tot en met de eerste zolder - baksteenformaat 22-23 x 11 x 5-6 cm) gaat terug op de bergmolen van 1774. Boven elkaar geplaatste muuropeningen kenmerken deze oude kern. Daarboven zijn de muuropeningen geschrankt geplaatst, typisch voor jongere molenrompen (kleiner baksteenformaat 21 x 10 x 5 cm). De molen lijkt doorheen haar bouwgeschiedenis niet steeds witgeschilderd te zijn geweest. In de iconografie valt de omlijsting van de rondboogvensters in rode baksteen op. Bij de restauratie rond de eeuwwisseling werd opnieuw gekozen voor het witkalken van de molen (met weglating van het rode accent rond de vensters). Bovenaan (onder de kap) is er een borstwering met stellinggaten.

De molen heeft een houten stelling (dwarsliggers, schuine schoren, planken en balustrade) en een vlucht van 24 meter met geklinknagelde binnen- (verdekkerd) en buitenroede (halfverdekkerd). De gebroken kap met twee wolfseinden en windwijzer is gedekt met houten of kunstleien. Het kruiwerk bestaat uit de staartbalk, de lange en de korte spruiten, de lange en korte schoren en het ijzeren kruiwiel. De rondbogige muuropeningen zijn ingevuld met geschilderde houten schuiframen met grote roedeverdeling en kruisindeling. De deur ter hoogte van de stelling is gevat in een geriemde omlijsting (geschilderde houten deur met opgeklampt kader en beplanking).

Binneninrichting. Op de benedenverdieping is er een haverpletter en een builmolen. Op de eerste zolder drijven conische kamwielen de haverpletter aan. De tweede zolder of maalzolder bevindt zich ter hoogte van de stelling. Op de derde zolder of steenzolder bevinden zich twee maalgangen. Het spoorwiel rond de houten koningsspil telt 38 kammen, de kamwielen zestien en negentien. Op het klauwijzer (kamwiel met zestien kammen) zijn er opschriften "PDL" en het jaartal "1785". De ijzeren band van de samengestelde loper van de andere maalstoel draagt het jaartal "1752". Boven de vierde zolder situeert zich de kapzolder. De kap draait op een zetelkap en Engels rollenkruiwerk. Het vangwiel telt vijftig kammen, het kamwiel 29.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnummer W/00689.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Ruiselede, 1865/99, 1879/76, 1885/8, 1909/18, 1910/18.
  • Rijksarchief Brugge, Frans Fonds, nummer 2706.
  • BRAET M. 2001: Familie Constant en Jules Verstraete, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 18.3, 99.
  • BRAET M. 2001: Familie Vincent en Hostes Molen, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 18.2, 67-71.
  • BRAET M. 2006: Rusleda 900 jaar. Een kroniek 1106-2006, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 23.4, 205, 235.
  • BRAET M. 1999: "Zwart Goed" en hun kopers te Ruiselede, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 16.3, 142.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen, deel 1, Brugge, 206.
  • DEGUFFROY G. 1997: Ruiseleeds Molenrepertorium, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 14.2, 56-63.
  • DEGUFFROY G., DEPREDOMME J. 1993: Ruiseleedse plaatsnamen, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 10.4, 174.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens – Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 105.
  • DE VLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 354-355.

Auteurs:  Vanneste, Pol; Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Van Vlaenderen P. & Vranckx M. 2020: Hostens Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360076 (geraadpleegd op ).


Hostens Molen ()

"Hostens Molen", ook dikwijls "Kruiswegemolen" genoemd. Op de Vandermaelenkaart (circa 1850) aangeduid als "Moulin St. Vincent".

Historiek

Eertijds een vrije molen zonder heerlijke rechten. Vóór 1774 is er al sprake van een houten windmolen. In 1774, het jaartal staat in het scheerwerk van de kap gegrift, vervangt Vincent Scheere de houten molen door een bakstenen molen op een wal. Sommige bronnen hebben het over een houten molen die pas in 1865 door een stenen exemplaar wordt vervangen. Het kadaster vermeldt echter in 1865 een "erreur de configuration" waaruit kan worden afgeleid dat hier wel degelijk sedert 1774 een stenen exemplaar staat. Dit gegeven wordt versterkt door de afbeelding als stenen molen op een plan van 1807.

In 1834 wordt Jan-Baptist Vincent, griffier en olieslager, de nieuwe eigenaar. De molen staat op het primitief kadasterplan (circa 1830) aangeduid met bijhorende woning. In 1847 komt de molen in het bezit van de familie Hoste. Rond 1855 worden de gebouwen van het klooster aan de Bruggestraat (zie nummer 29) verhoogd. Dit heeft een verminderde windvang tot gevolg en men ziet zich verplicht, in 1856 of 1857, de molen een 23-tal meter op te trekken. Tegelijkertijd wordt hij van een stelling voorzien en wordt op de benedenverdieping de ingang gedicht en twee rondboogvensters toegevoegd. Circa 1865 wordt tussen molen en woning een magazijn gebouwd. Rond 1879 vergroten van woning en molen, deze laatste wordt circa 1885 nogmaals vergroot en uitgebreid met een stoommachine om het malen op windstille dagen mogelijk te maken. Circa 1909 wordt het molenhuis afgebroken, een jaar later molen en magazijn verenigd en de stoommachine verwijderd. In 1909 of 1912 verliest de molen door blikseminslag de wieken. In 1924 wordt de familie Verstraete, tot dan uitbater van de "Poekemolen" (zie Poekestraat nummer 108), de nieuwe eigenaar. In 1937 verwerft Raymond Hoste, afstammeling van een grote molenaarsfamilie, de molen en blijft actief als molenaar tot 1955. Vlak vóór 1940 werkt de molen op elektrische aandrijving. Tijdens de bevrijding op 8 september 1944 loopt de molen zware schade op. Grote herstellingswerken worden uitgevoerd tussen 1956 en 1959. De heropening op 24 mei 1959 geeft de aanzet tot de latere Molenfeesten op Ruiselede. Tot het definitief stilleggen in 1965 van de activiteiten wordt er nog sporadisch gemalen. In de daaropvolgende jaren ondergaat de molen meerdere herstellingen, onder meer aan de houten gaanderij, ramen, deuren en luiwerk. De kap wordt dichtgemaakt.

De molen wordt door het gemeentebestuur van Ruiselede aangekocht. Deze laat de molen in 1999 grondig restaureren en er een nieuwbouw met vergaderzaal (tentoonstellingsruimte) en sanitair blok tegenaan bouwen. Ingenieur-architect is Freddy De Schacht uit Ruiselede. De officiële heropening volgt op 8 september 2001. Tegenwoordig wordt de molen ook gemeentemolen genoemd.

Beschrijving

Huidig uitzicht dateert grosso modo van circa 1856, maar met een kern uit 1774. Bakstenen stellingmolen met een vlucht van 24 meter, witbeschilderde romp met houten gaanderij.

Rondbogige muuropeningen, vensters met grote roedeverdeling (nieuw schrijnwerk?). Gebroken kap met wolfseinden onder leien in eterniet. Wieken met verdekkerde binnenroede en halfverdekkerde buitenroede. Aangebouwd portaal aan de ene zijde en vergaderzaal aan de andere zijde in rode baksteen, daterend van 1999.

Inrichting: de kollergang is in 1949 verwijderd. Haverpletter op de benedenverdieping, de maalzolder ter hoogte van de gaanderij. Derde zolder met twee maalgangen, kamwielen bestaande uit zestien en negentien kammen. Op het kamwiel met zestien kammen een klauwijzer met opschrift "PDL" en datum "1785" en vierde zolder. IJzeren band van het andere kamwiel met datum "1752". Kapzolder met zetelkap en Engels rollenkruiwerk, bovenwiel met vijftig kammen.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnummer W/00689.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Ruiselede, 1865/99, 1879/76, 1885/8, 1909/18, 1910/18.
  • Rijksarchief Brugge, Frans Fonds, nummer 2706.
  • BRAET M. 2001: Familie Constant en Jules Verstraete, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 18.3, 99.
  • BRAET M. 2001: Familie Vincent en Hostes Molen, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 18.2, 67-71.
  • BRAET M. 2006: Rusleda 900 jaar. Een kroniek 1106-2006, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 23.4, 205, 235.
  • BRAET M. 1999: "Zwart Goed" en hun kopers te Ruiselede, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 16.3, 142.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen, deel 1, Brugge, 206.
  • DEGUFFROY G. 1997: Ruiseleeds Molenrepertorium, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 14.2, 56-63.
  • DEGUFFROY G. & DEPREDOMME J. 1993: Ruiseleedse plaatsnamen, Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede 10.4, 174.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens – Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 105.
  • DE VLIEGHER L. 1984: De molens van West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 354-355.

Bron: VAN VLAENDEREN P. & VRANCKX M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ruiselede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL39, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Vlaenderen P. & Vranckx M. 2008: Hostens Molen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/90566 (geraadpleegd op ).