erfgoedobject

Schoolgebouw Instituut Sancta Maria

bouwkundig element
ID
90617
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90617

Juridische gevolgen

Beschrijving

Schoolgebouw "Instituut Sancta Maria". Ontstaan als onderdeel van het gebouwencomplex van het klooster van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, te samen met het kloostergebouw zelf en het R.V.T..

Deze kloosterorde wordt opgericht in 1688 als "Verghaederinghe van Gheestelycke Dochters", onder impuls van onderpastoor Ignatius De Plancke (°1659) en Elisabeth Van Hulle, de eerste overste. Zij willen zich ten dienste stellen van de arme bevolking wiens levensonderhoud voor een belangrijk deel afhangt van het spinnen. De levenswijze van deze "spinnersen" spitst zich toe op bidden en spinnen. Naarmate de beweging groeit, legt ze zich meer en meer toe op onderwijs, zieken- en bejaardenzorg. In 1728 wordt ten behoeve van de burgerij een kostschool bij het klooster opgericht. Daarnaast verschaffen de zusters onderwijs aan arme kinderen.

Het eerste klooster aan de Bruggestraat wordt, onder het beheer van Franciska Daneels (tussen 1774 en 1788), uitgebreid met een refter, ziekenhuis, school en schuur. De bijhorende landerijen, o.a. aan de huidige Pensionaatstraat, worden ommuurd.

Tijdens de Franse overheersing moeten de zusters hun klooster verlaten en worden de gebouwen door de Fransen in gebruik genomen. Dan wordt een plattegrond getekend van de gebouwen van het klooster, met aanduiding van de functies. Hieruit blijkt dat het complex bestaat uit een onderwijzerswoning, een meisjesschool, een jongensschool, een gemeenteraadszaal, een secretariaat, een hok, een toilet, een vredegerecht, een hut voor de bewaker, een stal en schuur. De gebouwen zijn gegroepeerd rond een koer aan de zijde van de Bruggestraat. Tussen de gebouwen en de Pensionaatstraat bevinden zich de landerijen, bestaande uit een boomgaard en een moestuin. Op 20 november 1799 worden de gebouwen openbaar verkocht aan de gebroeders De Roo. De betaling blijft echter uit, waardoor de verkoop nietig verklaard wordt en de zusters, onder leiding van overste Catharina 't Kindt de gebouwen terug kunnen kopen en de kostschool heropstarten. Het aantal internen neemt snel toe in het begin van de 19de eeuw en in 1836 wordt de congregatie van de zusters Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën officieel erkend. Het gebouwencomplex wordt in deze periode aanzienlijk uitgebreid met, onder andere een grote, nieuwe kapel die in 1839 wordt ingewijd. Tot in 1848 blijft men regelmatig bijbouwen en uitbreiden. Aan de zijde van de Pensionaatstraat wordt in deze fase echter nog niet gebouwd. In 1888 wordt een bestaand gebouw aan de Pensionaatstraat bij de kloostergebouwen gevoegd.

Vanaf 1907 begint men met het verbouwen en oprichten van nieuwe gebouwen in de Pensionaatstraat ten behoeve van de boerderij, bestaande uit twee parallelle vleugels in neo-Brugse stijl met verdiepte traveenissen, trapgevels en speklagen. In 1913 toevoegen van een nieuwe vleugel ten behoeve van het pensionaat, in dezelfde stijl, naar ontwerp van architect Stéphane Mortier (Gent).

In 1970 wordt een nieuwe vleugel opgetrokken, parallel aan de oorspronkelijke, ditmaal naar ontwerp van architect Joseph Dewulf (Ruiselede). Tegelijk wordt de binnenplaats van het aanpalende klooster overdekt en de verbinding tussen klooster en school herbouwd, naar ontwerp van dezelfde architect. In 1979 wordt een turnzaal opgetrokken.

Beschrijving

Vleugel van 1913 op L- vormige plattegrond (drie bouwlagen, elf en vijf traveeën) in neo-Brugse stijl onder kruisende schild- en zadeldaken (zwarte, Vlaamse pannen), opgetrokken in oranje baksteen met gebruik van witte baksteen voor de speklagen en sluitstenen en witte natuursteen voor hoekkettingen, muurdammen. Aan beide lange zijden een hoger opgetrokken centrale travee oplopend in trapgevel, met centrale spitsboogvormige beeldnis (met Heilig Hartbeeld aan de zijde van de koer en Sint-Jozef (?) aan de achterzijde), aan de zijde van de koer vooruitspringend tegenover het gevelvlak. Aan dezelfde zijde aansluitende traptoren in dito stijl met boogfries onder hoog schilddak met kleine dakkapel. Gelijkvloers met tudorboogvormige muuropeningen met bewaard schrijnwerk (kleine roedeverdeling). Beide verdiepingen met rechthoekige muuropeningen, op de eerste verdieping met segmentboog- op de tweede verdieping met korfboogoverspanning. Schrijnwerk op verdiepingen vervangen door aluminium profielen. IJzeren sierankers.

Interieur van deze vleugel met bewaarde paneeldeuren met invulling in geëtst glas, gangen met tudorboogvormige overspanningen, op het gelijkvloers bewaarde vloer in witte en zwarte natuursteen, bewaarde eikenhouten trappen met gedraaide balusters. Gaaf bewaarde feestzaal met bepleisterde balkenroostering, ondersteund door bepleisterde consoles, versierd met schildmotief. Aan beide zijden bewaard schrijnwerk (kleine roedeverdeling) in segmentboogvormige muuropeningen. Tevens ingebouwde kasten met neogotische inslag, uitgevoerd in pitch pine.

Parallelle vleugel (dwars op straat) circa 1970 gebouwd naar ontwerp van Joseph Dewulf (Ruiselede). Betonnen skeletbouw ingevuld met glasplaten en kunststoffen panelen op breukstenen plint.

Interieur met opvallende traphal met trap met opengewerkte treden rustend op een betonstructuur en gebruik van groene breuksteen als muurbekleding. Refter, eveneens ontworpen door architect Joseph Dewulf, uitkijkend op kloostertuin, met gevelparement vermoedelijk daterend uit de jaren 1950. Oranje baksteen op vooruitspringende bruinbakstenen plint, erker in gele baksteen. Rechthoekige muuropeningen met gedeeltelijk bewaard schrijnwerk en gecementeerde omlijstingen. Aansluitende gang en leraarskamer van circa 1970 verlicht aan de hand van typerende lichtkoepels. De inrichting sluit aan bij de naastliggende overdekte binnenkoer van het klooster.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Ruiselede, 1847/8, 1888/14, 1907/61, 1914/21, 1970/44, 1979/37.
  • Rijksarchief Brugge, Frans Fonds, nr. 2923.
  • BRAET M., Boerenkrijg te Ruiselede 1797-1799, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 16, nr. 2, 1999, p. 60.
  • BRAET M., Drie x pastoor Doom te Ruiselede in de 19de eeuw, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 22, 2006, nr. 2, p. 119-124.
  • BRAET M., Oostenrijksgezinden verstoren de orde te Ruiselede in 1791, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 19, nr. 3, 2002, p. 134.
  • BRAET M., Rusleda 900 jaar. Een kroniek 1106-2006, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 23, nr. 4, 2006, p. 185, 187, 200, 222.
  • BRAET M., "Zwart Goed" en hun kopers te Ruiselede, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 16, nr. 3, 1999, p. 134-135.
  • DEGUFFROY G., Ruiseleedse kapellen en kruisen, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 12, nr. 3, 1995, p. 133, 136.
  • DE RAM P., Ruiselede graag gezien. De oudste prentkaarten, 2004, Koksijde, p. 62.
  • HOLLEVOET F., Het Spinhuys zonder spinsters (1799-1803), in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 5, nr. 3, 1988, p. 102-108.
  • Zusters Onze-Lieve-Vrouw van 7 weeën Ruiselede, Beernem, 1988, p. 10-16.

Bron: VAN VLAENDEREN P. & VRANCKX M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ruiselede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL39, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Schoolgebouw Instituut Sancta Maria [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90617 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.