Beeldbepalend, grootschalig complex op U-vormige plattegrond met haaks uitgebouwde kapel ten zuidoosten, in meerdere fasen opgetrokken in de jaren 1930. Thans gerenoveerd en in gebruik als rust- en verzorgingsinstelling Sint-Antonius; de sterk vernieuwde en uitgebreide noordoostvleugel doet dienst als basisschool van het Don Bosco-instituut.
De congregatie van de zusters van de Heilige Antonius van Padua werd opgericht in 1859; bij het begin van het schooljaar 1860-1861 werden de eerste klassen voor kostschoolmeisjes gestart. In 1862 verleende kardinaal Sterckx zijn goedkeuring aan de congregatie die voorzag in onderwijs en ziekenbezoek. In 1865 werden de voorheen gehuurde gebouwen eigendom van de congregatie en werden diverse verbeteringswerken uitgevoerd; een nieuwe, volgens oude foto's neogotische kapel werd gebouwd in 1867. In 1866 werd de vrije meisjesschool aangenomen door de gemeente en in 1871-1873 werd het inmiddels verdwenen "hospice”, verzorgingsinstelling voor bejaarden, opgericht naast het klooster. In 1932 werden de bestaande gebouwen uitgebreid met de huidige zuidwestelijke vleugel met spreekkamers, een nieuwe eetzaal en enkele werkkamers voor de zusters evenals het noviciaat, kadastraal ingetekend in 1933. Op de bovenverdiepingen lagen de klaslokalen en kamers voor kostgangers, het prille begin van het huidige rust- en verzorgingstehuis. In 1938 werd de middenvleugel opgericht naar ontwerp van de Brusselse architect A. Gellé; deze vleugel omvatte de nieuwe kapel, een feestzaal met scène en een speelzaal. In 1982 werd een nieuw klooster gebouwd in de Garebaan en in 1983 fusioneerde de school met Don Bosco; de handelsafdeling werd overgeheveld naar Halle. De gebouwen zijn vandaag volledig ingericht als rust- en verzorgingsinstelling met uitzondering van de noordoostvleugel die gebruikt wordt door de basisschool.
Onderkelderde baksteenbouw van vier bouwlagen onder pannen zadeldaken. Vrij strakke lijstgevels op natuurstenen plint, gemarkeerd door trapsgewijs verdiepte, gevelhoge, rechthoekige spaarvelden waarin eenvoudige rechthoekige muuropeningen met vernieuwd schrijnwerk. Het centrale puntgevelrisaliet, bekroond door een stenen kruis en een vierkante toren onder ingesnoerde naaldspits, verwijst naar de achterliggende kapel met gekoppelde rondboogvensters in dito spaarvelden. Inwendig kreeg de kapel een tussenniveau; bewaard bleven het tongewelf met steekkappen en de glas-in-loodramen uit de bouwperiode.
- Gemeentearchief Sint-Pieters-Leeuw, Bouwaanvragen dossiers 2566 en 2717.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Pieters-Leeuw, afdeling III, 1933/142, 1938/92 en 1939/83.
- Ons erfgoed in woord en beeld, Themanummer, in Lewe, jaargang 25, nummers 2-3-4, 2006, p. 41-42.