Over oudere wet- of gemeentehuizen is weinig geweten. In 1792 vergaderde de vierschaar in de herberg 'Het klein kasteel' op het dorpsplein, mogelijk dezelfde plaats als het huidige gemeentehuis. Neogotisch gebouw van 1895, naar ontwerp van architect Jean-Eduard Bouwens (Mechelen 1840 – Dendermonde 1897). Architect Bouwens was stadsarchitect te Dendermonde sinds 1862 en tevens leraar aan de Academie van die stad. Hij kreeg zijn opleiding van zijn vader Franciscus-Johannes die zelf stadsarchitect van Mechelen was én les gaf aan de academie waar ook Jean-Eduard studeerde. Hij vervolledigt zijn opleiding te Nijvel en wordt in 1859 stadsarchitect van Diest en directeur van de Diestse academie. Van zijn hand zijn 5 projecten opgenomen in de Inventaris van het bouwkundig erfgoed.
Beschrijving
Bakstenen gebouw van twee bouwlagen, zeven traveeën onder zadeldak met twee dakkapellen met trapgevels. Hoger middenrisaliet uitlopend op een vierkante toren onder torenspits. Breukstenen plint. Lijstwerk grotendeels van arduin. Toren met hoekstenen en platte banden, spitsboogportaal, erboven twee rechthoekige vensters in smal spitsboogveld; drie gekoppelde lancetvensters in elke torenzijde; fries van overkragende spitsbogen onder houten kroonlijst; ingesnoerde spits, trapgeveltje in elke zijde, met spitsboogvormige galmgaten. Lijstgevel met muurbanden; rechthoekige vensters op de bovenverdieping gelegen in spitsboogvelden met driepasmotief: doorgetrokken lek drempels met afzaat. Steekboogvormige linkerinrijpoort, later ingevuld met metselwerk en dienst doende als kantoor. Achtergevel met dakkapellen (trapgevels); steekboogvormige benedenvensters; rechthoekige bovenvensters in spitsboogvelden. Rechte muizentandfriezen lijnen de gevel af. Achteraan werd het gemeentehuis recent uitgebreid met een nieuwe raadzaal en verticale circulatie. Als gevolg hiervan zijn bepaalde ramen ingemetseld. Het schrijnwerk is deels vernieuwd, glas in lood werd in dubbel glas geplaatst. De bescherming beperkt zich tot het volume van 1895.
Op de gelijkvloerse verdieping waren secundaire ruimtes: keuken, brandspuiten, slaapkamers, kolenkot, gevang, politiebureel. Deze verdieping werd tijdens de laatste verbouwing volledig uitgesloopt. De diensttrap tussen beide verdiepingen werd daarbij verplaatst naar de nieuwbouw. Op de bovenverdieping bleef de historische structuur perfect bewaard. Een hardstenen trap leidt van de benedenverdieping naar de eerste verdieping waar ze via een gang toegang geeft tot het secretariaat, collegezaal en raadzaal. Een diensttrap leidt verder naar de zolder. In de toren bevindt zich een klein kabinet. Het interieur van de bovenverdieping is volledig neogotisch vormgegeven met ongepleisterde bakstenen muren, hardstenen speklagen, hardstenen trap, spitsbogen, houten (pitchpine?) plafonds met moer- en kinderbalken op hardstenen consoles (gang, secretariaat, raadzaal), koperen handgrepen, origineel binnenschrijnwerk met briefpanelen, knipvoegen. De toegangsdeuren vanuit de gang naar de omgevende kamers gebeurt via dubbele deuren met zware omlijstingen. In de omlijstingen staat de naam van de desbetreffende kamer gesculpteerd. De raadzaal is de grootste zaal met een streven naar symmetrie. Tegen de buitenwand staat een neogotische schouwmantel met gemeentewapen en opschrift en de tegenoverliggende wand heeft een deur naar de gang en een schijndeur. In de raadzaal staat het authentieke neogotische meubilair:
- één tafel met ajour opengewerkte neogotische wangen
- 11 neogotische stoelen zonder armleuning
- 4 neogotische stoelen met armleuning
- één stoel voor de burgemeester
- klein bankje.
Al het meubilair is voorzien van ajour opengewerkte neogotische motieven (lobben, spitsbogen, …). Stoelen hebben met florale motieven gesculpteerde arm- en rugleuningen. De burgemeesterstoel heeft ook bovenaan de rug een fraaie sculptuur en dat in tegenstelling tot de andere stoelen. In de gang twee plaasteren (?) bustes van koning Albert en koningin Elisabeth.
Het ‘secretariaat’ heeft geen bijzondere aankleding. De zaal der ‘handvesten/Collegiezaal’ had reeds van in de ontwerpfase een andere aankleding. Hier werd een gepleisterd plafond voorzien zoals nu nog aanwezig. Tevens werd een sobere marmeren neogotische schouwmantel geplaatst. De wandbekleding dateert uit een latere fase (interbellum?). Het is een houten lambrisering met paneelinvulling afgewerkt met een zware kraallijst en vereenvoudigde gecanneleerde pilaster uitlopend op consoles boven de schouw.
Typologisch is het gebouw een traditioneel gemeentehuis waarvan de nadruk op de representatieve betekenis vertaald wordt door middel van vertrouwde en als volkseigen opgevatte historische vormen in de traditie van de oude schepenhuizen.