Teksten van Kasteel De Helle

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90849

Kasteel De Helle ()

Kasteel "De Helle" of "Kasteel van Ruisbroek", volledig omgracht Frans geïnspireerd kasteel op U-vormige plattegrond, met omringend, gedeeltelijk ommuurd park, aan de achterzijde grenzend aan de Laekebeek. Voormalige zetel van de heerlijkheid Ruisbroek en in zijn huidige vorm opklimmend tot de periode 1725-1732. Het geheel werd gerenoveerd op het einde van de jaren 1990 en is heden in gebruik als restaurant, feest- en congrescentrum. Ten zuidwesten bleven de voormalige portierswoning en duiventoren bewaard, nummers 17-19. Kasteel De Helle werd samen met de omheiningsmuur, de omgrachting en brug, het voorplein met hekken en terras en de duiventoren beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 3 februari 1997; het park werd bij besluit van dezelfde datum beschermd als dorpsgezicht.

Historiek

In oorsprong een feodale motte op de Laekebeek, historici vermoeden zelfs een Gallo-Romeinse villa of castrum op dezelfde plaats, naderhand bezet door de Franken en uitgegroeid tot een landbouwbedrijf; in de middeleeuwen werd deze site versterkt tot een motte die naderhand werd vervangen door een versterkte burcht voor de Brabantse hertogen die de omgeving geleidelijk inpalmden ten nadele van de Sint-Pietersabdij van Keulen. Vooral de ligging schuin tegenover de kerk en nabij het kruispunt van twee oude wegen bracht J. Verbesselt ertoe de Helle te identificeren als het primitieve dorpshof of Hof te Ruysbroeck. De eerste concrete verwijzing naar een hof van Ruisbroek is te vinden in een charter van 1289 toen Edmond Birclin van Keulen het hof en de heerlijkheid van Ruisbroek ontving van hertog Jan van Brabant. In 1309 wordt De Helle nog steeds aangehaald als castrum met pachthof en aanhorigheden ofschoon de militaire functie toen vermoedelijk was opgeheven.

In de loop der eeuwen kende het goed onder meer volgende eigenaars, de heren van Perwez (1210), van Stalle (1277), Jan van Aa (1372), Nicolaes de Swaef (1393), Jan de Taye (1455), Hendrik van Witthem (1511), Karel de Lalaing (1613) en Jan de Mérode (1657). In 1711 werd Filips Antoon d'Yve (1669-1732) de nieuwe eigenaar; hij was burggraaf van Bavay, baron d'Ostiche en heer van Warelles en vermoedelijk de bouwheer van het huidige kasteel; in 1732 werd de heerlijkheid tot graafschap verheven ten voordele van G.H.R. d'Yve d'Ostiche. Het goed bleef eigendom van deze familie tot de openbare verkoop in 1859. Nadien kwam het kasteel onder meer in handen van J. Couteaux (1860), J. de Faudeur (1863), V. Misson (1864), de familie van prins de Looz-Corswarem (1873), E. de Baerdemaeker (1897), burgemeester van Ruisbroek van 1908 tot 1913 en de familie Reinhard die het in 1985 verkocht aan de huidige eigenaar.

Het huidige kasteel werd vermoedelijk gebouwd ter vervanging van en op de fundamenten van een ouder, doch veel grootser geheel zoals blijkt uit een afbeelding van circa 1594 op de figuratieve kaart van de Zenne vanaf Hombeek tot Ruisbroek, opgemaakt door Mathieu Bollin: deze kaart toont een omwaterd vierkant complex met vier hoektorens, mogelijk daterend uit de vijftiende of de zestiende eeuw als verbouwing van een oudere donjon. Vermoedelijk raakte dit complex danig in verval in de loop van de zeventiende eeuw en in het tweede kwart van de achttiende eeuw werd het door de familie d'Yve d'Ostiche vervangen door een riant doch aanmerkelijk kleiner landhuis dat in zijn huidige vorm, met uitzondering van de zuidelijke serre, al voorkomt op een tekening van 1733 van de hand van F.I. De Rons. In de literatuur werd het kasteel voorheen vermoedelijk gedateerd omstreeks 1730. Recent bouwhistorisch onderzoek door S. Heremans laat toe de bouwperiode nauwkeuriger te bepalen, als zijnde de periode 1725-1732. Hij baseert zich hiervoor op archiefstukken van de familie van markies Henri d'Yve de Bavai.

Circa 1830, bij de aanvang van het kadaster, was het geheel eigendom van gravin Marie-Thérèse d'Yve. Het bestond toen uit het kasteel met binnenplaats en "lusthof"(zone binnen de omgrachting) en een "lustvijver" (omgrachting) met lustdreef (de brede strook die aan drie zijden de buitenoever van de omgrachting vormde). Het perceel tussen het kasteel en de straat stond omschreven als "hof" en was door een afgebakende oprit verdeeld in twee geometrische perken. De rest van het park bestond voornamelijk uit hoogstammige randbeplanting. Enkele bomen van de negentiende-eeuwse aanleg, onder meer een witte paardenkastanje en een gele trompetboom, bleven bewaard. In het verlengde van de oprit lag een brede, lange dreef die verbinding gaf met de Bergensesteenweg. Deze dreef is ook al zichtbaar op de Ferrariskaart van 1771-1777, maar verloor haar belang bij de aanleg van het kanaal Brussel-Charleroi in 1827-1833.

De omringende tuin werd circa 1860 door Misson uitgebreid in noordelijke richting tot aan de huidige Beemdstraat; het gebied besloeg toen meer dan drie hectare; deze zone is momenteel grotendeels aangestort. Bij de jongste renovatie van het kasteel (tweede helft jaren 1990) werd ook een deel van de tuin heraangelegd. Elementen ontleend aan de klassieke tuinkunst werden toegevoegd: een moestuin, tuinbeelden met figuren uit de klassieke oudheid, omhaagde compartimenten en een vijvertje in serpentine met cascade als evocatie van een rivierlandschap.

Beschrijving

Aan de straatzijde ligt een bakstenen muur met ezelsrug van geglazuurde pannen, voorzien van rechthoekige spaarvelden en geritmeerd door pijlers met dekplaat van blauwe hardsteen. Ter hoogte van het kasteel is de muur verbroken voor een negentiende-eeuws ijzeren hek met vergulde pijlpunten en zuiltjes met acanthusbladkapiteel op een bakstenen sokkel afgedekt met blauwe hardsteen; de centraal gelegen toegang bestaat uit geblokte hekkenpijlers van blauwe hardsteen, waartussen een ijzeren hek met monogram LC, verwijzend naar de familie Looz de Corswarem (eigenaars tijdens het laatste kwart van de negentiende eeuw); in de as hiervan ligt een kasseiweg naar de hoofdingang van het kasteel, een U-vormig ensemble dat een rechthoekig, geplaveid voorhof omsluit en toegankelijk is via een bakstenen brug van drie rondbogen en een ijzeren hek tussen geblokte pijlers van blauwe hardsteen met bekronende siervazen.

Gaaf bewaard geheel, bestaande uit een centraal gelegen corps de logis van vijf zichtbare traveeën en twee bouwlagen onder vernieuwd leien mansardedak met dakkapellen, aan weerszij geflankeerd door een haaks hoekpaviljoentje van één bouwlaag onder gelijkaardig mansardedak. Het geheel werd opgetrokken uit baksteen met verwerking van Gobertange voor de omlijstingen maar werd, vermoedelijk circa 1900, met schijnvoegen gecementeerd, zodat het oorspronkelijke materiaalgebruik niet zichtbaar is. Het hoofdgebouw vertoont een lijstgevel met dubbelhuisopstand waarbij de ingangstravee sterk wordt benadrukt. Ze is opgevat als een geblokt risaliet met een beglaasde, rechthoekige vleugeldeur in een omlijsting van blauwe hardsteen met steenkapperstekens, op de bel-etage bekroond door een steekbogig deurvenster met balkon voorzien van een uitgewerkte smeedijzeren leuning. Voorts eenvoudige getoogde vensters, typerend voor de régencestijl, op lekdrempels van blauwe hardsteen en op de bovenverdieping voorzien van ijzeren hekjes. Aflijnende fries met spiegels en leeuwenkoppen als steigergatvulling; houten kroonlijst op modillons.

Het algemene uitzicht van de hoekpaviljoenen sluit hierbij aan, zij het sterk vereenvoudigd; twee rondboogpoorten, heden gedicht in het linkerpaviljoen, geven toegang tot het geplaveide voorhof. Gelijkaardig uitgewerkte achtergevel met gevelbreed terras afgezet met een natuurstenen balustrade. Tegen de zuidgevel ligt een als wintertuin bedoelde serre, oorspronkelijk met gietijzeren structuur, nu van aluminium met licht gewijzigd volume, als resultaat van de renovatie eind jaren 1990. Ze werd gebouwd circa 1865 in opdracht van de toenmalige eigenaar Victor Misson, raadsheer bij het Rekenhof. Vermoedelijk werd op het ogenblik van de aanbouw het aangrenzende hoekpaviljoen verbouwd tot oranjerie met hoge rondboogvensters. Het linkerpaviljoen omvatte oorspronkelijk de kapel, maar werd later omgevormd tot keukenruimte; van de kapel bleven de kruisribgewelven en natuurstenen consoles bewaard.

De plattegrond vertoont een brede, centrale gang met aan weerszij twee grote ruimten, twee salons rechts, een rookkamer en eetkamer links. Historiserende binnenbekleding mogelijk voor een deel opklimmend tot de periode 1865-1870: gang met mozaïekvloer (na 1950) en cassettenplafond met kroonlijst op klossen, uit het laatste kwart van de negentiende eeuw. In de overige ruimten: parketvloeren, houten lambriseringen, sterk uitgewerkte schouwmantels in gevarieerde neostijlen en deuren met supraporta's waarin de wapenschilden van vroegere bewoners zijn verwerkt, op sommige plaatsen ook terug te vinden in de glas-in-loodvensters. De bovenverdieping weerspiegelt dezelfde indeling en omvat de slaapkamers; enkele voorbeelden van achttiende-eeuws stucwerk bleven hier bewaard.

Het park vertoont vandaag nog reminiscenties aan een formele, classicistisch geïnspireerde aanleg met axiale perspectieven, geometrisch uitgewerkte borders en parterres, onder meer als resultaat van de jongste renovatie.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Pieters-Leeuw, afdeling VII (Ruisbroek), 1865/4, 1871/4, 1887/30.
  • Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed, Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier Kasteel De Helle te Ruisbroek.
  • BREDA K., HEREMANS S., BOSMANS F. & SCHOUKENS M. 2004,: Het kasteel "De Helle", in Lewe, XIII, nummers 1-2.
  • DENEEF R. (onder leiding van) 2005: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Provincie Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwesten van Vlaams-Brabant, (Monumenten en Landschappen, cahier 11), Brussel, 228-232.
  • VAN MIEGHEM A. 1997: Het kasteel "De Helle" (Het Groot Kasteel, Het Kasteel "Reinhard") te Ruisbroek, in Lewe, jaargang 16, nummers 3-4, 66-92.

Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2008: Kasteel De Helle [online], https://id.erfgoed.net/teksten/90849 (geraadpleegd op ).


Kasteel De Helle met conciërgerie ()

Voormalige zetel van de plaatselijke heerlijkheid, leen van Brabant, waarvan het sedert 1309 vermeld kasteel met aanhorigheden meermaals verkocht wordt, en onder meer achtereenvolgens bezit is van de families van Aa, de Swaef, Taye, van Witthem etc. In 1732 wordt de heerlijkheid ten gunste van G.H.R. d'Yve tot graafschap verheven.

Het huidig beboomd goed omvat aan de straatkant een conciërgerie en achterin een volledig omgracht U-vormig kasteel.

Dubbelhuis met twee bouwlagen van vijf traveeën onder mansardedak (leien), voorzien van twee haakse éénlaagse aanhorigheden onder een gelijksoortige bedaking, eveneens op houten modillons; algemeen karakter daterend uit de tweede helft van de 18de eeuw en behorend tot de classicistische stijl doch alle gevels werden in het begin van de 20ste eeuw voorzien van een cementering van schijnbaksteen en de vensters kregen rolluiken. Middenrisaliet gemarkeerd door imitatiebanden, op de begane grond voorzien van een rondboogdeur en een breed steekboogvormig deurvenster met gesmeed ijzeren balkon erboven; voorts steekboogvensters.

Het geplaveide voorhof is toegankelijk via hekpijlers met vaasbekroning en gesmeed ijzeren hekken.

De conciërgerie omvat een langsgebouw met schilddak aan de straatkant, en een haakse éénlaagse woonvleugel (nok loodrecht op de straat) onder zadeldak met klimmende dakkapellen (pannen en leien) en uitgesneden modillons, en een grotendeels ingebouwde hogere vierkante toren met tentdak (leien) en modillons; eerder daterend uit de 17de of de eerste helft van de 18de eeuw, doch naderhand verbouwd en gecementeerd, zodat een grondiger ontleding onmogelijk wordt.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Kasteel De Helle [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40661 (geraadpleegd op ).