Vrijstaand herenhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw, de voorgevel is na de Eerste Wereldoorlog afgewerkt met een similibezetting in art-decovormgeving naar ontwerp van de Brugse bouwmeester Ludovicus Goormachtigh. Achterliggend dwars gepositioneerd pakhuis en tuin.
Het huis is volgens kadasteronderzoek in twee bouwfasen tot stand gekomen: bouw van vijf rechter traveeën in 1863 (zie jaarankers in rechter zijgevel) en uitbreiding aan linkerzijde met woning van drie traveeën in 1894 (zie gebeitelde datum in latei boven koetspoort). Naar verluidt worden de twee panden eengemaakt na de Eerste Wereldoorlog. De huidige afwerking van de gevel dateert vermoedelijk uit deze periode. De oorspronkelijke opdeling in twee wooneenheden is nu nog af te lezen van het interieur.
Breedhuis van acht traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (blauwe geglazuurde mechanische pannen), waarin vier dakkapellen. Verankerde baksteenbouw met rechthoekige vensteropeningen en een segmentbogige poortopening. Gebruik van blauwe hardsteen voor plint, druiplijst en poortomlijsting. Voorgevel afgewerkt met een similibezetting in art-decovormgeving: ritmering per travee door gecanneleerde pilasters bekroond door geometrisch uitgewerkte consoles, spaarveld boven vensteropeningen van gelijkvloerse verdieping ingevuld door rechthoekig paneel met strakke geometrische ornamentiek. In linker hoektravee ter hoogte van de plint inscriptie in bezetting: "GOORMACHTIGH/ BOUWMEESTER/ BRUGGE". Rechter zij- en achtergevel vlak gecementeerd en in zelfde kleur als voorgevel afgewerkt. Rechter zijgevel met imitatievoegen en jaarankers "1865". Bewaarde ramen met kruisindeling (in voor-, zij- en achtergevel), poort en kroonlijst op klossen. Bredere toegangstravee geaccentueerd door middel van blauwhardstenen poortomlijsting waarboven balkon met gebombeerde gietijzeren balustrade.
Rijkelijk uitgewerkt en gaaf bewaard interieur. Organisatie van de ruimten rond de excentrische koetsdoorrit en de daarop aansluitende dwarse traphal. Traphal met rondbogige muurnissen waarin oorspronkelijk spiegels en zenitaal verlicht (ijzeren roeden nu ingevuld met wit glas, oorspronkelijk gekleurd). Behoud van een aantal gelijkvloerse salons uitgewerkt in een eenvoudige neoclassicistische stijl met stucplafonds, rozetten en marmeren schouwen. Behoud van alle binnenschrijnwerk uit de jaren 1920, namelijk geometrisch vormgegeven pitchpine deuren en omlijstingen, trapleuning en plankenvloeren. Dienstruimtes in kelders.
Pakhuis. Volgens kadastergegevens in twee bouwfasen tot stand gekomen: in kern daterend van 1863 en in 1882 uitgebreid in zuidelijke richting tot huidig volume. In hetzelfde jaar wordt het uitspringend volume tussen pakhuis en woonhuis bijgebouwd. Gecementeerde en beschilderde verankerde baksteenbouw van tien traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (rode mechanische pannen). Uitspringend bakstenen volume van twee traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (blauw geglazuurde mechanische pannen). Verschillende rechthoekige poort-, deur- en vensteropeningen onder betonnen lateien met behouden schrijnwerk, namelijk ramen met T-indeling en poorten.
Gekasseide oprit rechts van de woning, afgesloten door smeedijzeren hek tussen vierkante bakstenen pijlers. Achterliggende ruime tuin met beuken, treures en eik en met restant van boomgaard en bakstenen tuinmuur. Tennisplein en vijver. Achthoekig halfopen tuinpaviljoen onder tentdak, volledig uitgevoerd in cementrustiek. Naar verluidt waren vroeger nog een serre van 1882 en een grot in cementrustiek aanwezig.
Bron: BAERT S. & VANNESTE P. in samenwerking met CREYF S., DEVOOGHT K., GHERARDTS F. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortemark, Deel I: Deelgemeenten Kortemark en Handzame, Deel II: Deelgemeenten Werken en Zarren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL40, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Vanneste, Pol; Baert, Sofie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)