Teksten van Wederopbouwhoeve Watervliet met grachtrestanten

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/91229

Wederopbouwhoeve Watervliet met grachtrestanten ()

De hoevesite ‘Watervliet’ met grachtrestanten, historisch ook bekend als 'Bavendamme', wordt gekenmerkt door een grote historische gelaagdheid. Ze is gelegen aan de linkeroever van de Krekelbeek-Handzamevaart, en ontsloten via een insteekweg ten noorden van de spoorlijn Lichtervelde-De Panne. Ondanks de vernietigingen van de Eerste Wereldoorlog is de structuur van de walgrachten en het microreliëf bewaard. De ruime walgrachtstructuur gaat terug tot de late middeleeuwen. Bij de wederopbouw van de jaren 1920 werd de vooroorlogse inplanting van boerenwoning en stal behouden.

Geschiedenis van de hoevesite

De benaming Watervliethoeve (topografische kaart 1979) verwijst naar de heerlijkheid Watervliet, die vermeld wordt vanaf de 14de eeuw. De familie van den Berghe, behorend tot de kleine landadel, zou reeds circa 1350 eigenaar geweest zijn van deze heerlijkheid. De heren van Watervliet zouden op het meer zuidelijk gelegen, maar inmiddels verdwenen Hof van Amersvelde in Handzame gewoond hebben. Dit was een leen met eigen schepenbank, dat rechtstreeks van de Burg van Brugge afhing. Joos van den Berghe (+ 1407) en zelfs zijn vader Nicolaas worden in genealogische bronnen als heer van Watervliet genoemd. Jan van den Berghe (+ 1447), zoon van Joos, werd op zijn verdwenen grafmonument aangeduid als "fondateur van ’t casteel van Watervliet". Leden van de familie van den Berghe vervulden gedurende lange tijd hoge ambtelijke functies in het graafschap Vlaanderen. Jan van den Berghe spande de kroon met een indrukwekkend aantal ambten. Achtereenvolgens was hij kastelein en baljuw in de heerlijkheid Wijnendale (einde 14de eeuw), schepen (vanaf 1394, gedurende bijna 40 jaar) en burgemeester in het ‘Brugse Vrije’ (1399 en 1401), baljuw van Kortrijk (1405-1407) en van Veurne (1407-1411), schout van Brugge (1411-1412) enzovoort. In 1407 werd hij gepromoveerd tot raadsheer van de hertog van Bourgondië. Hij was ook auteur van "Het kaetspel ghemoralizeert" (1431), een allegorische uitbeelding van de toen gebruikelijke rechtspleging.

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571, kopie door Pieter Claeissens in 1601) zijn drie kasteelsites aangeduid, zij het vaag: de nog bewaarde sites ‘Croonevoorde’ en ‘Watervliet’, en het verdwenen ‘Amersvelde’. Ten westen en ten oosten van de huidige Kronevoordestraat worden ‘Croonevoorde’, aangeduid als "Croon" en de site ‘Watervliet’, zonder naamaanduiding, gespiegeld. Deze historische constellatie is nog steeds afleesbaar, zij het in wederopbouwvorm. Vanaf 1535 duikt het toponiem ‘Bavendamme’ op, als leen gehouden van Wijnendale. In 1677 werd ‘Bavendamme’ vermeld als "eene thiende (...) op de zuijtsijde vande voorseide vaert”. De 17de-eeuwse kaart van het ‘Bavendammetiend’ vormt de oudste, gedetailleerde afbeelding van de sites ‘Croonevoorde’ en ‘Watervliet’. Tussen de “Thourout Straete” (ongeveer het tracé van de huidige Staatsbaan, ten zuiden) en de als referentiepunt getekende kerk (ten noorden) loopt de voorloper van de huidige Kronevoordestraat. Ten westen hiervan bevindt zich de hoevesite ‘Croonevoorde’ met achtvormige omwalling, en ruïne met kasteelallure op het ‘opperhof’. Ten oosten van de straat is een tweede, bijna even grote site binnen een grote rechthoekige omwalling aangeduid als "Bavendamme". Ten noorden van de hoevesite, naar de kronkelende Krekelbeek-Handzamevaart toe, zijn graslandpercelen ingekleurd. Aan de westzijde van het erf is een gebouw - mogelijk de schuur – in perspectief getekend, aan de oostzijde het huis met schoorsteen. Ten noorden van het erf is vaag een derde gebouw getekend. Beide omwalde sites zijn toegankelijk via een dreef vanuit de “Thourout Straete”, en zijn ook deels door een dreef verbonden met de Krekelbeek.

Op een kaart in het "Manschepe bouck van de heerlijkheid Wijnendale" van 1774 is de site, in de legger omschreven als “leen te Bavendamme”, net zoals op de 17de-eeuwse kaart gevat in een grote rechthoekige omwalling. Het huis is nu nog eens apart omwald en paalt met de achtergevel aan het water. Aan de noordzijde sluit deze omwalling aan op de ruimere rechthoekige omwalling van het ‘neerhof’. Op het ‘neerhof’ zijn ten westen van het huisperceel twee vrijstaande landgebouwen L-vormig opgesteld. Naast het ‘neerhof’ zijn ten noorden en ten oosten van de buitenomwalling nog twee boomgaardpercelen gekarteerd. Ten noorden van de walgrachtsite en de boomgaardpercelen is in het grote graslandperceel vaag een kleine vierkante structuur aangeduid, mogelijk verwijzend naar een vroegere, maar in de 18de eeuw verlaten walgrachtsite, of naar een klei- of veenontginning. De toegangsdreef aan de zuidzijde van de hoeve ligt tussen akkerlandpercelen. Ook op de kabinetskaart van Graaf de Ferraris (1770-1778) is de hoevesite (zonder naamaanduiding) gevat in een grote rechthoekige omwalling, waarbinnen een omwald huisperceel. Doordat de kabinetskaart het omgrachte, noordelijk boomgaardperceel ook karteert als ‘neerhof’, raken het water rond het huis en dat van de grote omwalling elkaar niet. Tussen de hoeve en de “Crekelbeke” is één groot graslandperceel gekarteerd, zonder aanduiding van het kleine vierkante perceel.

Op het primitief kadasterplan (circa 1829) keert de optekening grosso modo terug naar de situatie in 1774. De vrijstaande bestanddelen - het huis (huisperceel), de stal en de schuur (‘neerhof’) - zijn U-vormig opgesteld, op ruime afstand van elkaar op het begraasde erf met boomgaard. Tegen de zuidelijke zijgevel van de boerenwoning sluit mogelijk een bakhuis aan. Een nieuw gegeven vormt de halfronde uitstulping in de omwalling, ter hoogte van de noordelijke huisgevel. Deze uitstulping is via een gracht verbonden met een vierkante structuur, geregistreerd als "water als weide". Deze structuur correspondeert met de noordelijke vervaagde structuur van de kaart van 1774. Op de militair-topografische kaart van 1861 is dit vierkante perceel ten noorden van de hoeve voor het eerst aangeduid met walgrachten. Sinds 1857-1858 was de hoeve door de aanleg van de spoorlijn Lichtervelde-De Panne afgesneden van de zuidelijke akkerlandpercelen. De zuidelijke dreef is verdwenen, en een west-oost verlopende ontsluitingsweg, deels voorgesteld als voetweg, verschaft toegang tot de hoeve. Op de militair-topografische kaart van 1883 is de omwalling van het ‘neerhof’, in tegenstelling tot deze rond het huis, gedeeltelijk gedempt. In 1896 noteerde het kadaster de vereniging van het huisperceel en het ‘neerhof’ tot één perceel. De omwallingen, in de uitgangsschets nog volledig opgetekend, zijn in de ‘schets na’ niet meer weergegeven. Deze volledige demping in 1896 wordt echter tegengesproken door de militaire kaart van 1911, die precies dezelfde situatie weergeeft als de kaart van 1883.

De vernietiging tijdens de Eerste Wereldoorlog

Van 20 oktober 1914 tot 14 oktober 1918 lag Handzame in bezet Duits gebied, op een tiental kilometer van het westelijk front. Het dorp fungeerde als rustplaats voor troepen, die voor een belangrijk deel in hoeves werden ingekwartierd. Tot aan de Derde Slag bij Ieper (31 juli-eind november 1917) mocht de burgerbevolking in het dorp blijven. De hoeve ‘Watervliet’ lag net ten noorden van de spoorlijn Lichtervelde-De Panne en het station, die een belangrijke factor vormden voor de oorlogsgebeurtenissen in het dorp. Het station van Handzame werd uitgebouwd tot een spooremplacement. De van west naar oost lopende spoorlijn werd bij Handzame gekruist door bevoorradingsspoorlijnen. Begin 1915 richtten de Duitsers rondom het station een pionierspark in. Treinen voerden materiaal aan, onder meer om bunkers te bouwen. In 1916 werd naast het pionierspark ook een munitiepark aangelegd. Op 30 juli 1917, de dag vóór de Derde Slag bij Ieper van start ging, werden het pioniers- en munitiepark nabij het station hevig beschoten door de geallieerden, vanuit het onbezette grondgebied achter de IJzer. Ook de dorpskern kreeg daarbij de volle lading. Hierna werd Handzame ontruimd en richtten de Duitsers een nieuwe stelling op van Handzame tot Ledegem.

De evolutie van de oorlogsschade wordt geïllustreerd door militaire luchtfoto’s. Op 15 juli 1916 en 22 juli 1917 is de hoeve ‘Watervliet’ nog intact, met de gekende historische inplanting van de gebouwen. De omwallingen vertonen een verschil met de militaire kaart van 1911: van de buitenste omwalling is enkel de noordelijke gracht, en een aanzet van de oostelijke gracht bewaard, van de omwalling rond het huis is enkel de westelijke aanzet bewaard. De witgeschilderde, langgestrekte boerenwoning is goed afleesbaar door de drieledige dakenstructuur met verspringende nokhoogte, en daar tussenin punt- of tuitgevels met aandaken. De erfgevel van het huis is naar het westen gericht en vertoont van links naar rechts de opkamer, het huisgedeelte en vermoedelijk een nutsgebouw. Op het ‘neerhof’ geeft de luchtfoto ten noorden de korte stal, en ten westen een langgestrekt volume, vermoedelijk de dwarsschuur, weer. De percelen, ook het huisperceel, zijn gedeeltelijk afgezoomd met hagen en struiken. De welkomstbomen bij de erftoegang zijn afleesbaar. Ook de noordelijke vervaagde walgrachtstructuur is herkenbaar. Het beeld van het nog niet vernietigde huis op deze luchtfoto’s komt overeen met niet-gedateerde oorlogsfoto’s waarop Duitse soldaten met de familie (?) voor het huis poseren. Het witgeschilderde, bakstenen huis is gevat onder pannen zadeldaken. Links bevindt zich de imposante opkamer of hooghuis onder hogere nok. Dit vooroorlogse huis kan vergeleken worden met bewaarde, dikwijls 17de-eeuwse boerenwoningen in de West-Vlaamse polderstreek, met kenmerkend witgeschilderd volume met opkamer onder hogere nok en tuitgevels met aandaken. Op een luchtfoto van 31 oktober 1917 is het langgestrekte volume ten westen, vermoedelijk de dwarsschuur, vernietigd, in tegenstelling tot de stal ten noorden en de boerenwoning ten oosten. Mogelijk houdt dit verband met de geallieerde beschietingen van 30 juli 1917. Op de omgevende weidepercelen zijn er bomkraters. Op luchtfoto’s van 28 juni, 4 juli en 9 oktober 1918 zijn verdere vernielingen te zien: de daken van de stallen en het huis zijn verdwenen.

Hoeve-erf met grachtrestanten, heropgebouwd huis en schuur- en stalvolume

Naar verluidt werd de hoeve pas in 1924 heropgebouwd. De in kern minstens 19de-eeuwse stal ten noorden van het ‘neerhof’ kreeg een nieuw dak, en werd aan de westzijde uitgebreid met een dwarsschuur. Op de luchtfoto van oktober 1918 waren de muren van het huis bewaard. Toch werd het huis volledig heropgebouwd met recuperatie van baksteen, op de oorspronkelijke plaats. Het volume ten westen van het ‘neerhof’, vermoedelijk de dwarsschuur, daarentegen werd niet heropgebouwd. De opstelling van de losse bestanddelen evolueerde dus van U-vormig naar L-vormig, deels met langgestrekt karakter.

De hoeve ‘Watervliet’ is in situ herbouwd op de historische walgrachtsite. Het erf bewaart een tweeledige structuur met het eigenlijke ‘neerhof’ en het huisperceel. Het historisch microreliëf vertoont lokale depressies ter hoogte van de oude grachtstructuur en is hoger aan de westzijde van het huis. Het hoeve-erf, inclusief het huisperceel en de omwalling, is iets minder dan een hectare groot. De toegang aan de zuidwestzijde van het erf wordt beschaduwd door twee welkomstbomen. Deze gelijkjarige, opgaande Hollandse linden zijn vermoedelijk aangeplant in de wederopbouwperiode. Aan de zuidoostzijde is het tracé van de buitenomwalling afgezoomd door opgaande cultuurpopulieren. Op het begraasde hoeve-erf zijn twee hoevegebouwen ingeplant. Ten noorden is het ‘neerhof’ afgeboord door het langgestrekte schuur- en stalvolume onder zadeldak (west-oost gerichte nok). Ten oosten wordt het erf gemarkeerd door de boerenwoning op een hoger perceel. Door zijn ligging en ook door zijn verzorgde baksteenarchitectuur onder een hoger zadeldak (hoofdnok noord-zuid gericht) straalt ze landhuisallure uit. Alle daken zijn gedekt met rode mechanische pannen, van het type ‘Duitse pannen’.

Het huisperceel is herkenbaar door de grachtrestanten, het reliëf en de afzoming met knotbomen. De ophoging verloopt geleidelijk vanaf de westzijde (toegang vanaf het ‘neerhof’) tot aan de huisgevel. Aan de zij- en achtergevels ligt het maaiveld circa één meter lager. De afzoming met knotbomen (schietwilgen, cultuurpopulieren, gewone essen) volgt aan de westzijde, de noordwestzijde en de zuidwestzijde de historische lijn van de vroegere omwalling. Aan de noordwestzijde viel de omwalling samen met de grote rechthoekige buitenomwalling: hier is een grachtverbreding, gevuld met water, bewaard. Ten oosten van het huis (achterzijde, buiten de historische omwalling van het huisperceel) loopt de afzoming met knotbomen verder tot aan de oostzijde van de buitenomwalling. Ook de binnenkant van de buitenomwalling is aan deze zijde afgezoomd met knotbomen. De erfaanleg rond het huis bestaat verder uit sierstruiken, geschoren hagen en opgaande bomen waaronder een okkernoot. Het hoofdportaal wordt geflankeerd door twee in bolvorm geknipte palmboompjes.

De boerenwoning is na de Eerste Wereldoorlog heropgebouwd op de vooroorlogse grondvesten. Door het ten zuiden bij het huis aanpalende nutsgebouw onder lager zadeldak heeft het geheel een langgestrekt karakter. De oude, voornamelijk gele bakstenen van de vooroorlogse constructie werden hergebruikt. Het ongeschilderde metselwerk in kruisverband - boven de zwart gepekte plint - is voorzien van muurankers. Bij het nutsgebouw is een mengeling van rode en gele wederopbouwbaksteen gebruikt, grotendeels okerkleurig gekalkt. De representatieve westgevel van het huis is gericht naar het ‘neerhof’. De imposante woning is opgevat als een breedhuis van acht traveeën onder zadeldak met steile helling (noord-zuid gerichte nok) en aflijnende houten gootlijst op verzorgde klossen. In de noordelijke dakhelft wordt dit zadeldak gekruist door brede dakvensters onder zadeldak met hogere nok. De kruisende dakenstructuur is afgeboord met tuitgevels. Deze gevels zijn uitgewerkt met smalle aandaken en vlechtingen, en lopen op ofwel in een brede, ondiepe tuit ofwel in een schoorsteen. Samen met de schoorstenen op de hoofdnok vormen ze beeldbepalende elementen in het volume- en dakenspel. De hogere tuitgevels van de brede dakvensters in voor- en achtergevel creëren samen met de opkamer het beeld van een hooghuis, verwijzend naar het vooroorlogse volume. De tuitgevels zijn telkens opengewerkt door twee venstertjes, gevat onder een houten latei en een korfbogige ontlastingsboog. De representatieve westgevel heeft een kenmerkende asymmetrische opbouw. De opkamer van één travee (links) is herkenbaar door een keldervenster en een breder opkamervenster met hoger geplaatste onderdorpel en latei. De rechts bij de opkamer aansluitende traveeën worden bekroond door de brede tuitgevel van het dakvenster. Deze traveeën zijn asymmetrisch ingevuld met twee smalle vensters en een tudorboogdeur. Deze deur is als hoofdportaal benadrukt door een geriemde bakstenen omlijsting met pilasters en een uitkragende afboording met grijsgesmoorde terracottategels. Ook in de voorlaatste travee is een tudorboogdeur ingebracht. De rechthoekige vensteropeningen zijn gevat onder houten lateien en korfbogige ontlastingsbogen, en voorzien van luikduimen en -houders. Het oorspronkelijke houtwerk, onder meer met kleine roedeverdeling, is bewaard bij de deuren (strokendeur en bovenlicht) en de venstertjes in de tuitgevels. Onder het keukenvenster (rechts) is een natuurstenen afvoer bewaard. Op de hoeken van de blinde noordgevel (zijgevel) lopen vanaf het lagere maaiveld steunberen schuin op. De achtergevel op verhoogde begane grond heeft een vrij gesloten karakter, en is voorzien van twee schuin oplopende steunberen, met afgeronde versnijdingen. In de tweede travee is een tudorboogdeur ingebracht (bewaarde strokendeur en kleine roedeverdeling in het bovenlicht). Er zijn ook bouwsporen van dichtgemetselde deuren of vensters. In de rechter travee onder het brede dakvenster en in de opkamer zijn oorspronkelijke houten kruisvensters met kleine roedeverdeling bewaard. Deze vensters bewaren tevens de oorspronkelijke onderdorpels in grijsgesmoorde terracottategels. Het aansluitende nutsgebouw (westgevel) is opengewerkt door een segmentboogdeur met opgeklampt houten deurtje en een rechthoekige poort met dito poortvleugels. Als latei werd een mogelijk 17de- of 18de-eeuwse recuperatiebalk met balksleutels en inkepingen gebruikt. In de achtergevel zijn drie segmentboogdeuren ingebracht. De geïncorporeerde bakoven sluit haaks aan bij de keuken in het huis. Onderaan in de bakstenen oven is een rondboognis met tongewelf uitgespaard.

De boerenwoning bewaart grotendeels het oorspronkelijke wederopbouwinterieur met opkamer, salons en keuken, telkens over de volledige diepte van het huis. De oorspronkelijke vloeren zijn bewaard: een cementtegelvloer met geometrisch bloemmotief, toegeschreven aan het bedrijf ‘frère et soeur Delhaye’ (Péruwelz), en in de keuken natuurstenen tegels. De opkamer is voorzien van een brede geschilderde wandkast met drie paneeldeuren tussen verticaal gelede stijlen. Een lijst aan de bovenzijde wordt gedragen door twee voluutvormige consoles met triglief. Onderaan de consoles zijn er guttae aangebracht, erboven een versiering met diamantkop. Eén salon en de keuken zijn voorzien van een brede schouw met een uitgewerkte houten schouwmantel met bordenplank, en dezelfde versiering als bij de wandkast van de opkamer. In de keuken zijn de oorspronkelijke enkelvoudige balken en de balkenraveling bewaard. Bij de pomp met metalen tuit en pomparm, ingewerkt in een bakstenen blok, sluit een natuurstenen spoelbak aan. Een verzorgde houten steektrap met bakstenen aanzettrede en geprofileerde trappaal leidt naar de zolder. Deze wordt gekenmerkt door de gordingenkap en de bakstenen schoorstenen, vrijstaand of aansluitend bij de buitengevels. De gordingen rusten op spanten, bestaande uit een samengestelde trekplaat, spantbenen en een verzorgde makelaar.

De noordwestzijde van het ‘neerhof’ is afgeboord door een langgestrekt schuur- en stalvolume, onder doorgetrokken zadeldak, met korte dakoverstek. De schuur is in de wederopbouwperiode gebouwd in het verlengde van de oudere stal. De stal van circa vijf traveeën heeft een minstens 19de-eeuwse kern. Het verankerd bakstenen volume is witgekalkt boven een gepekte plint. De langse erf- en achtergevels zijn opengewerkt door getoogde staldeuren en -venstertjes, de oostelijke zijgevel door verticale lichtgleuven. Bij de dwarsschuur in geel-oranje, verankerde baksteen zijn de schuin oplopende steunberen tegen de linker zijgevel en de afwerking van deze puntgevel met smalle aandaken en vlechtingen kenmerkend voor de wederopbouwperiode. De centrale poortopening onder verhoogde dakoverstek in de erfgevel vormt niet enkel een functioneel element, maar ook een kenmerkend architecturaal element. De hoge, rechthoekige schuurpoort is ingevuld met opgeklampte houten poortvleugels. Ze wordt geflankeerd, links door een blinde gevel, rechts door een gevel met kelderluikje en wagenhuis onder houten latei. Het stalinterieur omvat een paarden- en een koeienstal. De voederbakken voor de paarden, met erboven een doorlopende ijzeren kribbe, zijn opgesteld tegen de oostelijke zijgevel. De voederbakken steunen op een bakstenen onderbouw met getoogde spaarnissen. In de koeienstal aan de westzijde zijn de natuurstenen voederbakken en ‘slieten’ (lage schutting tussen de gestalde koeien) bewaard. Hier is één oude, mogelijk 18de-eeuwse houten balk bewaard, uitgewerkt met balksleutel en verzorgde profilering. De gordingenkap van schuur en stal rust op spanten met trekbalken.

Het graslandperceel dat het hoeve-erf L-vormig omsluit aan de noord- en de oostzijde, is als boomgaard aangeduid op historische kaarten. Het deel hiervan ten noorden van het hoeve-erf heeft een hoger dijkvormig reliëf in de vorm van een aarden dam. Er is duidelijk een hoogteverschil tegenover het ‘neerhof’, maar ook tegenover het graslandperceel ten noorden, naar de Krekelbeek-Handzamevaart toe. Vanuit de grachtverbreding ten noorden van het huis loopt een smalle gracht door het vroegere boomgaardperceel naar de tot zwemvijver vergraven walgrachtstructuur. Ten noorden van het vroegere boomgaardperceel sluit een historisch graslandperceel aan, met kronkelende noordrand langs de Krekelbeek-Handzamevaart.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende staten Kortemark, afdeling 2, 1896/9, 1937/11.
  • Manschepe bouck van de heerlijkheid Wijnendale (1774), bewaard in het museum "Kasteel van Wijnendale".
  • Rijksarchief Brugge, Kaarten en Plannen, nr. 577: Kaart met het Bavendammetiend te Handzame, 17de eeuw.
  • DE FLOU K. 1914: Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel 1, Gent, kolom 583-585 (Bavendamme, Bavendammetiende).
  • DE FLOU K. 1936: Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel 17, Brugge, kolom 139-143 (Watervliet).
  • GILLIODTS-VAN SEVREN L. 1892: Coutumes des petites villes et seigneuries enclaves. Sysseele. Thourout. Watervliet, deel 5, Brussel, 429-430.
  • LAUWERS D. 1999: De leden van de Raad van Vlaanderen onder Jan zonder Vrees (1405-1419), Universiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling. Www.ethesis.net geraadpleegd op 5 juli 2017.
  • LOWIE M. 1999: De grote oorlog in het krekedal, deel I: 1914-1916, Crekel beke. Jaarboek van de heemkundige kring Kortemark, 11.
  • LOWIE M. 2000: De grote oorlog in het krekedal, deel II: 1917-1918, Crekel beke. Jaarboek van de heemkundige kring Kortemark, 12.
  • VERHAEGHE F. 1981: Moated sites in Flanders: features and significance in: HOEKSTRA T.J., JANSSEN H.J. & MOERMAN I.W.L. (red.): Liber Castellorum. 40 variaties op het thema kasteel, Zutphen, 98-121.
  • WERBROUCK M. 2010: Adellijke geslachten en hun kasteel Croonevoorde te Handzame, Mededelingen van Vlaams Centrum voor Genealogie en Heraldiek 29.1, 3-5.

Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2017: Wederopbouwhoeve Watervliet met grachtrestanten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203488 (geraadpleegd op ).


Historische hoeve Watervliet ()

Dieperliggende hoeve toegankelijk via dreef met aan erftoegang twee oude lindebomen waartussen smeedijzeren hek. Iets hoger gelegen boerenhuis (heropgebouwd in de jaren 1920) waarvan de dubbele omwalling verdwenen is maar nog steeds zichtbaar is in het reliëf van de bodem. Meer ten westen een vrijstaande schuur met geïncorporeerde stallen. De site is volledig omgeven door weiden met een opvallend microreliëf, dit ten gevolge van de gedempte walgrachten.

Geschiedenis van de site.

De benaming "Watervliet" zou verwijzen naar een vroegere eigenaar van circa 1350, namelijk de familie van den Berghe. De adellijke familie van den Berghe draagt de titel van heren van Watervliet maar woont gedurende vier eeuwen op "het Hof van Amersvelde" (confer Amersveldestraat), dat een leen was van de Burg van Brugge. Het "Hof van Watervliet" zou als buitenverblijf gebruikt zijn en circa 1350 door Joos van den Berghe (gestorven te Handzame in 1407) zijn opgericht. Op een 17de-eeuwse kaart is de site aangeduid als "Baven damme", met drie vrijstaande gebouwen binnen een rechthoekige omwalling, toegankelijk via een dreef aan de zuidzijde. Op de Ferrariskaart (1770-1778) is de site opgetekend met een woonhuis binnen een U-vormige omwalling, daarbuiten twee vrijstaande landgebouwen en een boomgaard, geheel gevat in een ruime rechthoekige omwalling met een opening aansluitend op een dreef aan de zuidzijde. Identieke weergave op een kaart in het "Manschepe bouck van de heerlijkheid Wijnendale" (1774).

Net buiten de tweede omwalling bevindt zich een ruime, aangelegde tuin. Op het primitief kadasterplan (circa 1829) is het woonhuis omgeven door een rechthoekige omwalling met opening naar het westen toe waar een schuur en stal gelegen zijn. Het geheel is nog eens gevat in een grote rechthoekige omwalling met een opening naar het zuiden toe en één naar het oosten. Toenmalig eigenaar is de Brugse rentenier Henri van Caloen. De omwalling wordt voor het laatst opgetekend door het kadaster in 1896 en tegelijk worden twee kleine landgebouwtjes afgebroken. Het grote landgebouw wordt midden 20ste eeuw afgebroken. De huidige perceelsgrens volgt nog de oorspronkelijke, grote omwalling. Op een vooroorlogse foto bewaard bij de huidige eigenaar is het boerenhuis afgebeeld als een hoog- en laaghuis met witgeschilderd parement.

Beschrijving

Ten oosten van het erf, boerenhuis, na de Eerste Wereldoorlog heropgebouwd met hergebruik van de oude stenen. Geelbakstenen volume boven gepekte plint: één opkamertravee + zeven traveeën onder zadeldak (rode mechanische pannen) met tuitgevels met aandaken en vlechtingen, een aflijnende gootlijst op klossen. Schuin oplopende steunberen op de noordelijk hoeken (linker zijgevel) en één tegen de achtergevel. De centrale traveeën van de voor- en achtergevel lopen op in een tuitgevel.

Rechthoekige vensteropeningen onder houten latei en korfbogige ontlastingsboog, in de voorgevel op afzaat, in de achtergevel op grijsgesmoorde terracottategels. Bewaarde witgeschilderde ramen met kleine roedeverdeling (voorgevel) en blauwgeschilderde schuiframen met kruisindeling en kleine roedeverdeling (achtergevel), blauwgeschilderde luiken. Tudorbogige deuropeningen met bewaarde strokendeuren. De deur aan de erfzijde is gevat in een omlijsting van vlakke pilasters en een architraaf onder driedubbele druiplijst. Onder keukenvenster (rechter travee voorgevel) bewaard natuurstenen 'moosgat' (afvoer voor afvalwater).

Rechts, aansluitend laag volume onder zadeldak (rode mechanische pannen) met bakoven. Segmentboogdeur en rechthoekige poortopening met behouden opgeklampte poort.

Gaaf bewaard interieur daterend van circa 1920 (wederopbouwperiode) met onder meer houten schouwmantel en geometrische cementtegels. In de keuken, grijsgesmoorde terracottategels, houten schouwmantel en pomp met pompbak.

Ten noorden van het erf, dwarsschuur met geïncorporeerde stallen. In kern daterend van voor 1829, confer primitief kadasterplan. Verankerd bakstenen volume onder zadeldak (rode mechanische pannen). Opgedeeld in schuurgedeelte aan de westzijde en witgeschilderd stalgedeelte aan de oostzijde. Dwarsschuur met hogere zuidelijke poortopening onder verhoogde dakoverstek. Kleinere aangepaste stalvensters. Behouden groengeschilderde opgeklampte poort.

  • Manschepe bouck van de heerlijkheid Wijnendale (1774), bewaard in het museum "Kasteel van Wijnendale".
  • RIJKSARCHIEF BRUGGE, Kaarten en Plannen, nummer 577: Kaart met het Bavendammetiend te Handzame, 17de eeuw.
  • LOWIE M., Handzame 1801-1976 dit was onze gemeente, Aartrijke, 1994, 38 (iconografie).
  • S.N., Handzame, een dorp vol onvermoeide schoonheid, in Curiosa 10, 2001, 28.
  • S.N., Monument en Tijd. Open Monumentendag Vlaanderen 10/09/2000, Kortemark, 2000 (Brochure).
  • WERBROUCK M., Oude en nieuwe straten te Kortemark na de fusies, sine loco, 1978, 35, 62-64.

Bron: BAERT S. & VANNESTE P. in samenwerking met CREYF S., DEVOOGHT K., GHERARDTS F. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortemark, Deel I: Deelgemeenten Kortemark en Handzame, Deel II: Deelgemeenten Werken en Zarren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL40, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol; Baert, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Baert S. 2008: Wederopbouwhoeve Watervliet met grachtrestanten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/91229 (geraadpleegd op ).