is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Motte
Deze vaststelling was geldig van tot
De site is gelegen in Werken, een deelgemeente van Kortemark. De site ligt in de vallei van de Bovekerkse Beek, vlakbij de Steenstraat (Romeinse weg van Cassel naar Brugge), 1,5 km ten zuidoosten van de dorpskern van Bovekerke en 2,6 km ten noordoosten van die van Werken. Bodemkundig wordt de valleirand getypeerd als vochtige zandleem. Op de interfluvia worden ondanks een dominantie met zandige texturen een patchwork aan bodemtypes aangetroffen. Podzolen (g), postpodzolen (h), uitgeloogde bodems (c) en bodems zonder profiel (p en p+x) komen ervoor.
De motteheuvel is goed bewaard in het reliëf. Het betreft een mooie ronde motteheuvel van ongeveer 30 meter diameter aan de basis en 4 meter hoogte. De heuvel is omgeven door een gracht van zo’n 8 meter breed. Deze is hoefijzervormig. Aan de oostzijde ligt er een buitenwal tegen de opperhofgracht van zo’n 2 meter hoog. Het neerhof situeert zich vreemd genoeg ten westen van het opperhof dichter bij de Bovenkerkse beek. Het neerhof is min of meer rechthoekig van vorm, wat opgehoogd, en heeft een dimensie van zo’n 53 op 42 m. Dit neerhof heeft een weinig geprononceerde gracht van 6 m breed. In de alluviale vlakte lijkt deze gracht niet aanwezig te zijn, maar is het neerhof begrensd door een schijnbaar antropogene ophoging. Een kleine noordwest-zuidoost georiënteerde gracht lijkt in verbinding te staan met de noordelijke gracht. Een talud in het zuiden zou op een ingang kunnen wijzen.
Over de opwerpingscontext van de Vrouw Hille Wal is bijzonder weinig geweten. Al in de 11de eeuw zouden de Heren van Mortagne het voor het zeggen hebben gehad in Werken. Zij schijnen de parochie en vermoedelijk ook bezittingen in de omgeving in volle eigendom hebben gehad. Het was een invloedrijk geslacht. Hun telgen waren ook burggraaf van Doornik en worden vermeld als pairs van Vlaanderen. Zij hadden ook gronden en rechten in Liedekerke, Eine en Mortagne. Ze waren bovendien verwant aan de heren van Petegem die ook een belangrijke rol speelden in de strijd om Rijksvlaanderen. Rond 1280 verkoopt Thomas van Mortagne Werken en afhankelijke leengoederen aan Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen. Zo ontstaat een groot grafelijk domein bestuurd vanuit Wijnendaele.
Volgens de meest gangbare hypothese zou de opwerping in verband staan met de komst van de Rijke Klaren in Werken. In 1286 werd een convent gesticht door Isabella van Luxemburg, de vrouw van Gwijde van Dampierre. Ze zouden er kort, tot in 1295, een nieuw klooster met een domein van acht hectare betrekken. Dit domein werd begrensd door de Steenstraat, de huidige Vladslostraat en de Colvebeek. Het toponiem ‘Vrouwenhille’, gekend uit een landboek van 1662, zou verwijzen naar een eigendom van de zusters. Mogelijk gaat het om een ontginningshoeve langs de Romeinse heirbaan.
De site met zijn perceelsgrenzen is weergegeven op de Atlas der Buurtwegen (1840), topografische kaart Vandermaelen (1846-1854) en op de Popp-kaart (1842-1879).
De site kent een zekere onderzoekshistoriek. Deze start al begin 20ste eeuw wanneer de Société Royale d'Archéologie de Bruxelles tussen 1909 en 1913 drie opgravingscampagnes organiseerde. Leidinggevende figuur was hier A. De Loë. Diverse sleuven werd aangelegd op het heuvellichaam. In 1954 werd er opnieuw beperkt archeologisch onderzoek uitgevoerd door T’Jonck en Slembrouk. Zij maken gewag van een opwerping in één fase.
Een recente boorcampagne op de Vrouwenhillenwal bestond uit 21 boringen, verdeeld over twee grote transecten met respectievelijk zeven en zes boringen en drie kleine transecten met twee tot drie boringen. Het langste transect doorkruist het neerhof en de basis van de motte naar het oosten. Het andere transect doorsnijdt de vermoedelijke kruising tussen de opperhofgracht en de neerhofgracht en strekt zich uit over een klein platform dat gekenmerkt wordt door een aantal geofysische anomalieën. De kleinere transecten kruisen de neerhof- en de opperhofgracht. Op basis van de bodem- en sedimentbeschrijvingen werden acht belangrijke lithologische types en drie bodemtypes geïdentificeerd.
De geologische context van de Vrouw Hille Wall-site is relatief vergelijkbaar met die van de Hoge Andjoen. Het belangrijkste verschil tussen de twee naburige mottesites is de oriëntatie van de structuren ten opzichte van de alluviale vlaktes.
Twee boringen bevestigen dat het neerhof van de motte is opgehoogd. Beide boringen verschillen echter door de aard van het ophogingsmateriaal. Dit is zandiger in boring 5, terwijl het in boring 4 uit kleiiger materiaal bestaat. Dit verklaart de aanwezig van de lagere ECa bodemvariatie die hier werd gemeten. De aanwezigheid van een gracht rond die neerhof wordt bevestigd door boring 6 en 21. De grachtvulling is kleiig en wordt gekenmerkt door hogere aanwezigheid van organisch materiaal. De lagere magnetische susceptibiliteit aan de oostzijde van het neerhof is op te merken. Daarnaast kan ook de grotere fractie aan keramische materialen in de ophoging, zoals in boring 5, de lagere magnetische susceptibiliteit van de gracht ten opzichte van zijn omgeving verklaren.
Uit dit onderzoek werden er twee stalen geselecteerd uit de mottegracht voor verder paleo-ecologisch onderzoek. Vrouw Hille Wal bevindt zich ca. 2,6 km stroomopwaarts van Hoge Andjoen, langs de Bovekerkebeek. Hier werd de vulling van de gracht aan de oostzijde van de motteheuvel bestudeerd. De basis van de gracht ligt hier op ruim 7 m TAW, wat dus een stuk hoger is dan bij Hoge Andjoen. De basis van de vulling werd hier gedateerd in de tweede helft van de 17e eeuw tot de eerste helft van de 20e eeuw. De analyses vertegenwoordigen hier dus niet het landschap ten tijde van het mottekasteel, maar mogelijk de periode van opvulling na een nieuwe uitgraving.
Recent werd er gebruik gemaakt van een elektromagnetische inductiesurvey. De hogere magnetische susceptibiliteit, die werd waargenomen in het zuiden van het neerhof, wordt geassocieerd met de baksteenfragmenten en grind dat in een boring werd aangetroffen. De ECa variabiliteit in het zuiden van het onderzoeksgebied lijkt verklaarbaar door de aftopping van het oorspronkelijke bodemprofiel. Potentieel toekomstig booronderzoek kan zich richten op de parallelle bodemvariaties aan de buitenzijde, ten noorden van de neerhofgracht en de potentiële aan-en afvoergeulen. De bijkomende informatie van de boringen gaf bij Vrouw Will Wall geen aanleiding tot herafbakening of herinterpretatie van de geofysische bodemvariaties.
Het feit dat de site vermoedelijk permanent weide is gebleven, laat een uitstekende bewaring van archeologische sporen veronderstellen. Op en rond de heuvel staan grote bomen. De perceelgrenzen zijn hedendaags nog steeds duidelijk door de ophoging van zowel de motte als het neerhof. De archeologische zone werd recent al uitvoerig onderzocht op zowel het opper-als het neerhof.
Auteurs: Dewilde, Marc; Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Hogen Andjoen
Is deel van
Steenstraat (Werken)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vrouw Hille Wal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/91320 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.