erfgoedobject

Motte Vrouw Hille Wal

archeologisch geheel
ID
91320
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/91320

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Motte
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Algemene Beschrijving

De site is gelegen in Werken, een deelgemeente van Kortemark, op de wijk Schuddebeurze (net op de grens met de gemeente Bovekerke). De site ligt in de vallei van de Bovekerkse Beek, vlakbij de Steenstraat (Romeinse weg van Cassel naar Brugge), 1,5 km ten zuidoosten van de dorpskern van Bovekerke en 2,6 km ten noordoosten van die van Werken. De site ligt 2625 m ten noordoosten van de Hogen Andjoen, de motte in het centrum van Werken. Bodemkundig wordt de valleirand getypeerd als vochtige zandleem. Deze volledig vrij liggende (weide) mottesite bestaat uit een nog deels omgrachte heuvel, die aan de westzijde voorzien is van een buitenwal. Oostelijk sluit een opgehoogd, grosso modo rechthoekig neerhof aan.

Archeologische nota

De site is een uitzonderlijk goed bewaard voorbeeld van een kleine motteversterking. De heuvel is rond en grotendeels omgeven door een 4 m brede en 1,5 m diepe gracht. De basisdiameter bedraagt ongeveer 29 m, de hoogte 4 m. De motte is aan de oostkant voorzien van een buitenwal. Aan de basis is de wal 10 m breed. De hoogte bedraagt maximaal 2 m. Het neerhof sluit ten westen aan op het opperhof. Het is ongeveer rechthoekig, meet zo’n 50 op 35 m en is opgehoogd. In de beekvallei is a.h.w. een plateau gecreëerd.

Op en rond de heuvel staan grote bomen. Ter hoogte van de aansluiting met het neerhof is de gracht rond het opperhof gedempt.

Het toponiem ‘Vrouwenhille’ is gekend uit een landboek van 1662. Mogelijk is er een relatie met een klooster hoewel een rechtstreeks verband niet kan bewezen worden. Wel waren er in Werken vanaf 1287 Rijke Klaren gevestigd in een speciaal voor hen gebouwd klooster. Ze verhuisden al snel naar Petegem. Hun plaats werd in 1295 ingenomen door de cisterciënzer-vrouwenabdij Hemelsdale, die uit Ieper kwam. In 1575 verdwenen ze uit Werken.

In 1909, 1910 en 1913 werden er archeologische verkenningen uitgevoerd door de Société Royale d’Archéologie de Bruxelles. In de heuvel werden enkele putten gegraven. Uit een in het centrum van de motte gegraven put, die tot aan de ongeroerde bodem reikte, is zelfs een vorm van stratigrafie af te leiden. Maar of de motte in één beweging werd opgeworpen, dan wel gefaseerd, is er niet uit op te maken. Ook in 1954 werd er archeologisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoekers spreken zich uit voor een eenmalige ophoging.

De site heeft vermoedelijk geen intense bewoning gekend. Waarschijnlijk betreft het ook hier een middeleeuwse ontginningssite.

Grondig archeologisch onderzoek is tot op heden uitgebleven. Bijkomend onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven over de manier waarop de ophoging is ontstaan, over de (houten?) toren die erop stond en zou de datering kunnen vastleggen. In de dam tussen opper- en neerhof zit bovendien een nog niet onderzochte brug verscholen. Het neerhof is tot nu toe nog niet onderzocht en heeft een hoge archeologische potentie.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De site is, uitgezonderd enkele proefputten op het motteplateau, niet verstoord. Het neerhof is intact. De ophoging van het neerhof is ontstaan doordat op de valleihelling een vlak plateau gecreëerd is. Waarschijnlijk moest hiervoor grond aangevoerd worden. Die ophoging betekent een bijkomend archeologisch pakket met veel potentie.

Bij het onderzoek in 1913 werden ook in de opwerping grijs gebakken aardewerk en houtskool aangetroffen, wat suggereert dat een oudere vlaknederzetting werd vergraven. Het feit dat de site vermoedelijk permanent weide is gebleven, laat een uitstekende bewaring van archeologische sporen veronderstellen.

In het westen grenst de zone aan de Bovekerkse beek, in het noorden werden de perceelsgrachten als grens genomen en in het oosten en zuiden gelden de grenzen van de percelen. De gracht rond het neerhof is onduidelijk afgetekend in de huidige percelering en zeker niet breed genoeg voor de middeleeuwse situatie. Om die reden worden de direct aangrenzende percelen ook meegenomen in de afbakening.

Bibliografie

  • BAUWENS-LESENNE M. 1963: Bibliografisch repertorium der oudheidkundige vondsten in Westvlaanderen (vanaf de vroegste tijden tot aan de Noormannen), Oudheidkundige repertoria, IV, Brussel, 9.
  • DE LOË A. 1910: Examen d’un tertre à Bovekerke (Province de la Flandre occidentale), Rapport Général sur les recherches et les fouilles exécutées par la Société pendant l’exercice de 1909, A.S.A.B., XXIV, 405, fig. 7.
  • DE LOË A. 1912: Examen d’un tertre à Bovekerke (Province de la Flandre occidentale), Rapport Général sur les recherches et les fouilles exécutées par la Société pendant l’exercice de 1911, A.S.A.B., XXIV, 160, 161, fig. 2.
  • DE LOË A. 1914-1918, Fouilles du tertre de Bovekerke (Flandre occidentale), Rapport Général sur les recherches et les fouilles exécutées par la Société pendant l’exercice de 1913, A.S.A.B., XXVIII, 72.
  • T’JONCK G., SLEMBROUCK B. 1955: De opgravingen op de “Vrouwenhillewal” te Werken, Biekorf, 56° jg, 2, 55-57.

Auteurs: Dewilde, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2023: Motte Vrouw Hille Wal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/91320 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.