De voormalige directeurswoning Dassonville is toegankelijk vanaf de Izegemsestraat (officiële toegang) en vanaf het Dorpsplein (meest gebruikte toegang). De imposante woning is gelegen in een driedelige ommuurde tuin die zich uitstrekt enerzijds vanaf de A. Dassonvillelaan aan de westzijde van de directeurswoning en anderzijds aan de oostzijde (kant Izegemsestraat) en zuidzijde (kant Dorpsplein) van de directeurswoning.
Op het huidige site stond oorspronkelijk een baljuwswoning. Deze statige herenwoning werd gebouwd voor baljuw Joannes Wallays in de tweede helft van de 18de eeuw. In 1860 was deze site eigendom van notaris Deschietere uit Kuurne, die de woning laat opdelen in drie kleine huizen en ook een landgebouwtje omvormt tot woning. Later is de woning opnieuw als één geheel eigendom van notaris Wautier uit Lendelede. Omstreeks 1855 drijft Pieter of Petrus Dassonville handel in kolen en meststoffen. In 1857 wordt hij ook vermeld als handelaar in lijnwaad. Hij bewoonde het huis op het Dorpsplein (nummer 13A), zijn vrouw baatte er een winkel uit. In de jaren 1860 laat hij langs de Izegemsestraat een magazijn bouwen, dat in 1873 wordt uitgebreid met een cichorei-ast.
In 1871 bezit Pieter Dassonville reeds de percelen ten oosten langs de Izegemsestraat. Hij laat een magazijn bouwen op perceel nummer 12 (huidige perceel woning). Het magazijn wordt circa 1873 door Dassonville uitgebreid met een aanpalende suikerdrogerij ten noorden. De zaak wordt overgenomen door zoon Alphons Dassonville. In 1897 vestigt hij zich in het oude baljuwshuis. In 1894 laat Pieter Dassonville-Coucke de suikerdrogerij vergroten. Volgens het plan wordt een uitbouw ten westen gebouwd en wordt het magazijn ten zuiden geïncorporeerd. In 1898 doet Dassonville een aanvraag om een olieslagerij op te richten en er een stoomtuig en ketel te plaatsen. In 1899 wordt de suikerdrogerij omgevormd tot een stoomoliefabriek onder eigenaar koopman Dassonville – Talpe uit Lendelede. In 1899 registreert het kadaster daarvoor een vergroting en omvorming van een chicoreiast tot stoomoliefabriek, met vermelding van het plaatsen van een stoommachine. De stoomoliefabriek groeide geleidelijk aan uit tot een bedrijf met aanzien De stoomoliefabriek wordt in 1902 naar het westen toe uitgebreid waardoor het magazijn uit 1899 moet worden afgebroken. In 1911 wordt in de bedrijfsgebouwen een nieuwe grotere stoomketel geïnstalleerd. In 1912 neemt Dassonville als één van de eersten in België moderne wringerpersen in gebruik. Er wordt een nieuwe haakse vleugel opgetrokken met hogere schoorsteen. Alphons Dassonville – Talpe laat in 1914 een directeurswoning met kasteelallures bouwen tussen het huis met perceelnummer 8 g en de noordelijke vleugel van de stoomoliefabriek. De serre, in de noordwestelijke hoek van het perceel dateert ook uit die periode. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de productie noodgedwongen stilgelegd. Na de oorlog worden de activiteiten snel terug opgestart en daarvoor zelfs vijf Amerikaanse persen gekocht. Volgens het kadaster wordt in 1922 de oude baljuwswoning die zich nog tussen het Dorpsplein en de nieuwe directeurswoning bevond, afgebroken. Het gedeelte van de stoomoliefabriek dat aan de Izegemsestraat paalt, wordt voor een groot deel afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe toegangspartij met centraal grasperk en rondwegen. De fabriek wordt gedeeltelijk herbouwd en voorzien van een hoger drijfkrachtvermogen. De stoomoliefabriek wordt in 1924 met enkele aparte volumes ten noorden uitgebreid, waar vroeger de lusttuin lag. In 1938 volgt nog een uitbreiding in opdracht van eigenaar Leon Dassonville. In 1941 wordt de productie opnieuw onderbroken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het landgoed het verblijf van Duitse officieren. Na de bevrijding wordt de productie terug opgestart. Vanaf 1945 bewoont zoon Leon Dassonville de site. In 1954 en 1955 wordt de fabriek nog verder uitgebreid. In 1976 volgt een verkoop en grenswijziging van de directeurswoning, de tuin en de fabriek. Het oudste nog resterende gedeelte van de fabriek, langs de Izegemsestraat, wordt afgesplitst en wordt in het kadaster omschreven als een magazijn. In 1977 wordt het eigendom van nv De Clercq en Petre omgevormd tot een drankfabriek. In 1978 volgt nog een verkoop aan de huidige eigenaars, een grenswijziging en opdeling. In 1984 wordt de olieslagerij overgenomen door de firma Vandeputte. Eind 1996 wordt de productie stilgelegd. Tot voor de afbraak wordt het bedrijf aanzien als één van de typisch vroeg mechanische olieslagerijen van de streek. Uit de vlaszaden werd lijnolie geperst, dienstig voor verlichting, huishoudelijke en farmaceutische doeleinden.
In 1999 wordt een groot deel van de fabrieksgebouwen gesloopt en worden de machines uit de nog bestaande volumes verwijderd. De circa 30 meter hoge fabrieksschoorsteen die beeldbepalend was voor het dorpscentrum van Lendelede verdwijnt eveneens. Op de plaats van de olieslagerij wordt de Parkresidentie Vijverzicht gebouwd. Ondanks de sloop van een groot deel van de fabrieksgebouwen blijven enkele gebouwen een stille getuige van het industrieel verleden van deze site.
De voormalige directeurswoning is gelegen in een driedelige ommuurde tuin. Aan de zijde van de Izegemsestraat een tuinmuur van rode baksteen met een sokkel van gebouchardeerde blokken blauwe hardsteen. De centrale geledingen zijn voorzien van ijzeren hekwerk. Centraal ijzeren toegangshek met monogrammen gevormd door de letters D en T, verwijzend naar de bouwheren, het echtpaar Dassonville-Talpe. Aan de zijde van het Dorpsplein is de site afgesloten door een gietijzeren hekwerk met speerpunten, op bakstenen sokkel en tussen bakstenen pijlers met bekroning van blauwe hardsteen. Aan de zijde van de A. Dassonvillelaan een tuinmuur geleed door pilasters.
De oostgevel, kant Izegemsestraat, van vier traveeën breed en twee bouwlagen hoog wordt getypeerd door een portiek. De portiek wordt afgelijnd door natuurstenen hoekblokken en wordt gemarkeerd door een balusterleuning, Ionische zuilen, halfzuilen en een toegangstrap van zes treden van blauwe hardsteen. De portiek sluit aan bij een vooruitspringend geveldeel van drie traveeën breed. Op de verdieping bevindt zich een terras met natuurstenen balustrade en vermoedelijk later toegevoegde vaasornamenten. De gevel is opengewerkt met segmentboogvormige muuropeningen in een natuurstenen geprofileerde omlijsting met oren, neuten, uitgewerkte sluitsteen en paneelwerk op de borstwering. Behouden schrijnwerk getypeerd door grote roedeverdelingen en een bovenlicht met mok. Behouden rolluiken, volgens een gietijzeren plaatje vervaardigd door de firma “J. Windels – Dussellier” uit Izegem. De oostgevel wordt verticaal geleed door de natuurstenen geblokte hoekkettingen. De plint van blauwe hardsteen, opgebouwd uit gebouchardeerde blokken, is opengewerkt met rechthoekige keldervensters die voorzien zijn van sierlijk traliewerk.
De zuidgevel, kant Dorpsplein, wordt afgelijnd door natuurstenen geblokte hoekkettingen. De gevel is sterk symmetrisch opgebouwd en wordt gekenmerkt door de centrale driezijdige erkeruitbouw van twee bouwlagen hoog, uitlopend in twee slanke schoorstenen die het dakvenster, voorzien van klauwstukken, flankeren. De tweede bouwlaag is voorzien van een balkon met balusterleuning en afgeronde hoeken rustend op voluutvormige consoles. De gevel is opengewerkt met segmentboogvormige muuropeningen in een natuurstenen geprofileerde omlijsting met oren, neuten, uitgewerkte sluitsteen en paneelwerk op de borstwering. Behouden schrijnwerk getypeerd door grote roedeverdelingen en een bovenlicht met mok. In de linkertravee geeft een bordes via een draaiende trap van vijf treden uit op de tuin. Het bordes is voorzien van een balusterleuning. De blauwe hardstenen plint, opgebouwd uit gebouchardeerde blokken, is opengewerkt met rechthoekige keldervensters die voorzien zijn van sierlijk traliewerk.
De westgevel, kant A. Dassonvillelaan, is een lijstgevel van drie traveeën breed en twee bouwlagen hoog. De gevel, afgelijnd door natuurstenen geblokte hoekkettingen, is opengewerkt met segmentboogvormige vensteropeningen in een natuurstenen geprofileerde omlijsting met oren, neuten, uitgewerkte sluitsteen en paneelwerk op de borstwering. Behouden schrijnwerk op de verhoogde begane grond, getypeerd door grote roedeverdelingen en een bovenlicht met mok. Behouden rolluiken en gietijzeren leuningen. Op de verdieping schrijnwerk in kunststof. De blauw hardstenen plint, opgebouwd uit gebouchardeerde blokken, is opengewerkt met rechthoekige kelderopeningen die voorzien zijn van sierlijk traliewerk.
De noordgevel, kant Vijverzicht en de vroegere fabrieksgebouwen, wordt belijnd door natuurstenen geblokte hoekkettingen. Deze gevel is voorzien van een centrale uitbouw van twee traveeën breed en twee bouwlagen hoog onder een plat dak. Dit volume is op de begane grond voorzien van twee segmentboogvormige deuropeningen met bewaard schrijnwerk. Op de verdieping (heeft dit volume) een rechthoekige vensteropening in een natuurstenen geprofileerde omlijsting. Een kleine portiek op de verhoogde begane grond, links van de uitbouw, gaf rechtstreeks toegang tot het bureau van de boekhouder. Dit rechthoekige portiek is geplaatst onder een I-profiel dat kan afgesloten worden door middel van een rolluik geplaatst in een houten kader. Het rolluik bewaart nog het oorspronkelijke bedieningsmechanisme. De portiek heeft een bevloering in gepatroneerde ceramiektegels en is toegankelijk via een trap bestaande uit vijf traptreden van blauwe hardsteen. In de rechtertravee bevindt zich de toegang tot de keuken en de trap naar de kelder. De deur is segmentboogvormig en is voorzien van een natuurstenen geprofileerde omlijsting. De oorspronkelijke trap is vervangen door een nieuwe trap. Hier bevindt zich ook de toegangstrap van blauwe hardsteen tot de kelder. De toegang is een dubbele segmentboogdeur met behouden schrijnwerk.
Kenmerkende plattegrond met centrale inkomhal. Rondom de inkomhal bevinden zich verschillende ruimtes. Aan de noordzijde bevinden zich de vroegere burelen zoals het bureau van de directeur en het bureau van de boekhouder. Aan de zuidzijde van de inkomhal een enfilade van salons. Op het einde van de inkomhal een open traphal, waarrond de toegangen tot de verschillende kamers.
De sterk symmetrisch opgebouwde inkomhal is voorzien van korfboogdeuren en korfboogvormige blindnissen. De vloer bestaat uit een keramische tegel met mozaïekmotieven en een gekleurde afboording met geometrisch patroon. De wanden zijn voorzien van stucwerk met imitatievoegwerk aanzettend op een rood marmeren plint. De wanden zijn opengewerkt met korfboogvormige deuropeningen en blindnissen met een profileerde omlijsting. De deuren hebben bewaard schrijnwerk bestaande uit twee beglaasde vleugeldeuren en een vast bovenlicht voorzien van een mok. De deuren zijn aan de kant van de inkomhal voorzien van een houtimitatiebeschildering. Alle deuren hebben behouden hang- en sluitwerk van messing met onder meer rocaillemotieven op de klink en het sleutelplaatje. Gietijzeren radiatoren met een eenvoudige zweepslagornamentiek. Het bepleisterde plafond is voorzien van een tandlijst, klossen en een centraal rozet. De sterk symmetrisch opgebouwde inkomhal is voorzien van korfboogdeuren en korfboogvormige blindnissen. Het bepleisterde plafond is voorzien van een tandlijst, klossen en een centraal rozet.
De aanpalende vertrekken zijn toegankelijk via dubbele beglaasde deuren met tweeledig korfbogig bovenlicht. De twee deuren op het einde van de inkomhal leiden naar een smalle doorgang van de keuken naar het salon. Deze doorgang is voorzien van een ingemaakte kast met lavabo. De kast is tweeledig opgebouwd en bestaat enerzijds uit een wandmeubel met lavabo en anderzijds een kast. Beiden zijn bovenaan voorzien van kleine roedeverdelingen en figuurglas. Behouden vloertegels en bepleisterd plafond met eenvoudig lijstwerk.
Op het einde van de inkomhal een open traphal. Op de verdieping bevinden zich de verspillende kamers. De open traphal wordt benadrukt door het lijstwerk dat onder meer opgebouwd is uit vierkante en rechthoekige vlakken met een geprofileerde omlijsting. De traphal is voorzien van een houten eenvoudige balustrade. De wanden van de traphal zijn voorzien van stucwerk met imitatievoegwerk. De neo-renaissancetrap bevindt zich op het einde van de inkomhal aan de rechterzijde. De houten steektrap is voorzien van een rood marmeren aanzettrede en een overloop met toegang tot de vroegere badkamer. De voluutvormige geornamenteerde trappaal is gedecoreerd met bloemmotieven en acanthusbladeren. De ruimte onder de trap, toegang tot de kelder, is voorzien van een verticale roedeverdeling met figuurglas of gewalst glas als invulling. Tegenover de keldertoegang bevindt zich de sanitaire ruimte. Deze bestaat uit twee afzonderlijke recentere toiletten met een behouden cementtegelvloer en deuren met behouden schrijnwerk.
Aan de noordzijde van de hal geeft een dubbele deur toegang tot het vroegere bureau van de directeur. Deze kamer is voorzien van een visgraatparket. Een houten lambrisering met tweeledige opbouw bestaat uit een boord met acanthusbladeren en het paneel eronder met imitatievlechtwerk. Behouden gordijnkasten met vergulde ornamentiek bestaande uit blad- en loofwerk en een opengewerkte eierlijst. Vernieuwd plafond, afgeboord met eenvoudig lijstwerk. Marmeren volutenschouw. Dit bureau heeft een rechtstreekse toegang tot het bureau van de boekhouder/rentmeester. Dit bureau is eenvoudiger aangekleed en is onder meer voorzien van een rood gemarmerde cementtegelvloer.
Aan de zuidzijde van de inkomhal een enfilade van salons. Oorspronkelijk bestaande uit drie ruimtes, nu twee ruimtes. Eén scheidingsmuur met schouwen werd verwijderd, de andere scheiding wordt gemaakt door een brede beglaasde deur in opendraaiende panelen. De diverse ruimtes zijn voorzien van een verschillende plafond- en wandafwerking. Het voormalige salon is voorzien van een cassetteplafond met centraal een meer uitgewerkt vlak voorzien van een rozet en in de hoeken bloem- en bladmotieven. Het cassetteplafond wordt afgeboord door een tandlijst en consolestenen voorzien van acanthusbladeren. De hoeken van de centrale cassette zijn telkens voorzien van een rozet en acanthusbladeren. De kamerwanden zijn geleed door paneelwerk met afgeronde hoeken en eveneens voorzien van bloem- en bladmotieven. Het oorspronkelijke behangpapier bestaat uit een blauwe achtergrond met witte bloemenvazen en -slingers. De deuren met korfboogvormig bovenlicht zijn in de zwikken voorzien van bloemmotieven. Boven de deur een paneel met afgeronde hoeken met in de hoeken uitsparingen voorzien van bloemmotieven. Behouden gordijnkasten met een gelijkaardige ornamentiek als de wanden.
Het tweede salon is aangekleed met stijlelementen die ontleend zijn aan de empire. Het plafond van de eetkamer is voorzien van ovaal lijstwerk met centraal rozet en in de hoeken getooid met pijlenbundels met laurierkrans en loofwerk. Deze ruimte bewaart een houten parket gelegd volgens visgraatmotief.
De keuken toegankelijk via een diensttrap, heeft een cementtegelvloer met florale motieven. De muren zijn bezet met witte faiencetegels, met plint en schouwmantel in machinale tegels geïnspireerd op Delftse tegeltjes. De ingemaakte kastenwand bestaat uit drie kasten met beglaasde paneeldeuren getypeerd door kleine roedeverdelingen voorzien van gewalst glas. Via een lange en smalle doorgang staat de keuken in verbinding met de salons ten zuiden van de inkomhal. Deze doorgang is voorzien van een wandmeubel bestaande uit een ingemaakt wasbekken en kasten.
Op de verdieping situeren zich de kamers rond de opengewerkte traphal. De traphal is voorzien van een eenvoudige houten balustrade, een bepleisterd plafond met centraal rosace en een geprofileerde lijst met eierlijst.
Het huis is volledig onderkelderd. De kelder is toegankelijk via een rechte steektrap onder de trap afgesloten met een deur voorzien van kleine roeden met gewalst glas. Het plafond is vlak afgewerkt. De kelder is opgedeeld in verschillende ruimtes telkens afgesloten met paneeldeuren met verticale roedeverdeling en voorzien van gewalst glas. Behouden hang- en sluitwerk. Aan de noordkant is er ook een toegang naar buiten. Deze tweeledig opgebouwde deur is een paneeldeur met bovenlicht voorzien van gewalst glas.
Bron: • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/34025/101.1, Directeurswoning Dassonville (GILTE S. 2019).
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Gilté S. 2019: Kasteel Dassonville met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/437951 (geraadpleegd op ).
Fabriekswoning van de olieslagerij Dassonville, gekend als "Kasteel Dassonville". Opgetrokken in de periode 1910-1914 op de plaats van het 18de-eeuwse baljuwshuis van Lendelede. Verdwenen olieslagerij ten noorden.
Omstreeks 1855 drijft Pieter of Petrus Dassonville handel in kolen en meststoffen. In 1857 wordt hij ook vermeld als handelaar in lijnwaad, die beroep doet op diverse thuiswevers. Hij bewoonde het huis op het Dorpsplein (nummer 13), zijn vrouw baatte er een winkel van "ellegoederen" uit. In de jaren 1860 laat hij langs de Izegemsestraat een magazijn bouwen, dat in 1873 wordt uitgebreid met een cichoreiast.
Rond 1860 is de oude baljuwswoning, een statige herenwoning gebouwd voor baljuw Joannes Wallays in de tweede helft van de 18de eeuw, nog eigendom van notaris Deschietere uit Kuurne, die de woning laat opdelen in drie kleine huizen en ook een landgebouwtje omvormt tot woning. Later is de woning opnieuw als één geheel eigendom van notaris Wautier uit Lendelede. Aan een zuidelijker gelegen woning op de hoek van het Dorpsplein wordt rond 1870 een magazijn aangebouwd (nog bestaand).
De zaak wordt overgenomen door zoon Alphonse Dassonville, die rond 1893-1894 ten noorden daarvan de cichoreiast laat vergroten. In 1897 vestigt hij zich in het oude baljuwshuis. In 1898 doet Dassonville een aanvraag om een olieslagerij op te richten en er een stoomtuig en ketel te plaatsen. In 1899 registreert het kadaster daarvoor een vergroting en omvorming van de cichoreiast langsheen de Izegemsestraat tot "stoomoliefabriek", met vermelding van het plaatsen van een stoommachine. Ten noorden wordt daarvoor een magazijn opgetrokken. In 1902 wordt de olieslagerij uitgebreid en wordt de aandrijfkracht verzwaard. Rond 1907 wordt het 'magazijn' uit 1870 op de hoek van het Dorpsplein in gebruik genomen als landgebouw. In 1911 wordt in de bedrijfsgebouwen een nieuwe grotere stoomketel geïnstalleerd. In 1912 neemt Dassonville als één van de eersten in België moderne wringerpersen in gebruik. Er wordt een nieuwe haakse vleugel opgetrokken met hogere schoorsteen.
In 1910 laat hij ten noorden van de baljuwswoning het huidige landhuis optrekken, amper voltooid in 1914 wanneer het bezet wordt door Duitse soldaten. Ten westen in de siertuin wordt een broeikas opgetrokken (centrale gebouwtje en linkervleugel).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de productie stilgelegd. Na de oorlog worden vijf Amerikaanse persen gekocht. De oude baljuwswoning die zich nog tussen het Dorpsplein en het nieuwe landhuis bevond, wordt afgebroken, volgens kadaster pas in 1922. Ook de fabrieksvleugel aan de Izegemsestraat wordt afgebroken om plaats te maken voor de oprit en cour d'honneur. Het magazijntje ten zuiden wordt weergegeven als koetshuis, de tuin als "lusttuin". In 1924 wordt een nieuwe parallelle vleugel van de olieslagerij opgetrokken ten noorden.
In 1930 neemt zoon Leon Dassonville het bedrijf over. Alphonse Dassonville sterft in 1934, zijn vrouw blijft op het landhuis wonen. In 1938 en 1955 volgen verdere uitbreidingen van de olieslagerij.
In 1941 wordt de productie opnieuw onderbroken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het landhuis het verblijf van Duitse officieren. Na de bevrijding wordt de productie terug opgestart. Vanaf 1945 bewoont zoon Leon Dassonville het landhuis.
Door Michel Dassonville wordt het bedrijf in 1968 verder gemoderniseerd. In 1978 wordt het landhuis verkocht aan de huidige eigenaars, die de bovenverdieping bewonen en de benedenverdieping benutten voor feesten en recepties. In 1984 wordt de olieslagerij overgenomen door de firma Vandeputte. Eind 1996 wordt de productie stilgelegd. Tot voor de afbraak wordt het bedrijf aanzien als één van de typische vroege mechanische olieslagerijen van de streek. Uit de vlaszaden werd lijnolie geperst, dienstig voor verlichting, huishoudelijke en farmaceutische doeleinden. In 1999 wordt een groot deel van de bedrijfsgebouwen gesloopt, onder meer de circa 30 meter hoge fabrieksschoorsteen die beeldbepalend was voor het Lendeleedse dorpscentrum. Op de plaats van de olieslagerij worden Parkresidenties Vijverzicht gebouwd.
Landhuis, gelegen in de dorpskern ten noorden van de kerk, toegankelijk vanaf de Izegemsestraat (officiële toegang) en vanaf het Dorpsplein (meest gebruikte toegang). Ommuurde tuin strekt zich uit aan de westzijde van de fabrikantenwoning tot aan de Alfons Dassonvillelaan.
Aan de zijde van de Izegemsestraat een tuinmuur met sokkel in gebouchardeerde arduinblokken, waarvan de centrale geledingen en poort in ijzeren hekwerk, de pilasters en buitenste geledingen in baksteen. IJzeren toegangshek met monogrammen gevormd door de letters D en T, verwijzend naar het echtpaar Dassonville-Talpe. Aan de zijde van het Dorpsplein afgesloten door gietijzeren hekwerk met speerpunten, op bakstenen sokkel en tussen dito pijlers met arduinen bekroning. Aan de zijde van de Alfons Dassonvillelaan een tuinmuur geleed door pilasters.
Zowel aan de zijde van het Dorpsplein (zuid) als aan de zijde van de Izegemsestraat (oost) bereikbaar via een voorliggende 'cour d'honneur', bestaande uit een centraal rond grasperk waarrond de oprijlaan in rood grind, aan de oostzijde deels omhaagd, aan de zuidzijde beboomd.
Neoclassicistisch landhuis van twee bouwlagen in rode baksteenbouw op een hoge kelderverdieping, onder mansardedak met zinkbekleding. Korfbogige houten dakvensters met flankerende voluten. Geprofileerde houten kroonlijst op klossen. De vier gevels bestaan telkens uit vier ongelijke traveeën, voorzien van segmentbogige muuropeningen van diverse breedtes, met geriemde omlijsting en rocaillevormige sluitsteen. Behouden witgeschilderd schrijnwerk, op enkele plaatsen op de tweede bouwlaag reeds vervangen door nieuw schrijnwerk in kunststof. Onderste bouwlaag voorzien van geïntegreerde rolluiken. Rijkelijke toepassing van natuursteen, onder meer arduin voor de doorlopende cordonlijsten, waterlijsten, dorpels, trappen en plinten (onder meer gebouchardeerd), zachtere natuursteen voor de geblokte hoekpenanten, omlijstingen, zuilen en balustrades.
Oostgevel (Izegemsestraat) getypeerd door de portiek gesteund door Ionische zuil en halfzuilen, toegankelijk via een trap van zes treden, aansluitend op een vooruitspringend geveldeel, waarboven een terras met natuurstenen balustrade met vaasbekroning. Zuidzijde (Dorpsplein) gekenmerkt door de centrale driezijdige erkeruitbouw over de volledige hoogte, uitlopend in twee slanke schoorstenen die het dakvenster flankeren, op de tweede bouwlaag met balkon met afgeronde balustrade op voluutvormige consoles. In de linkertravee geeft een bordes via een draaiende trap van vijf treden uit op de tuin.
Noordgevel voorzien van een uitbouw van het trappenhuis met aan linkerzijde een kleine portiek die rechtstreeks toegang gaf tot het bureau van de boekhouder/rentmeester, aldus bereikbaar vanaf de naastgelegen fabriek. Opening onder I-profiel en af te sluiten met een rolluik in houten kader. Bevloering in gepatroneerde keramiektegels.
Inkomhal met keramische tegelvloer (mozaïekmotieven met gekleurde afboording). Gestucte wanden in voegwerkimitatie, met geprofileerde deuromlijstingen, roodmarmeren plint. Plafond onder meer omlijst door tandlijst met klossen. Aanpalende vertrekken toegankelijk via dubbele beglaasde deuren met tweeledig korfbogig bovenlicht. Op het einde een open traphal, waarrond de toegangen tot de verschillende kamers. Neorenaissancetrap weggestopt aan de rechterzijde, toegang gevend tot sanitaire ruimte, roodmarmeren aanzettrede en voluutvormige geornamenteerde trappaal. Deuren op het einde van de hall leiden tot een ingemaakte kast met wasbekken, en verder naar de keuken. Aan de noordzijde van de hall leiden twee dubbele deuren tot het bureau van de fabrikant (hoekkamer) voorzien van een visgraatparket, houten lambrisering en een marmeren schouw met spiegel op de boezem, met daarnaast het bureau van de boekhouder/rentmeester, onder meer met roodgemarmerde cement- of keramische tegelvloer.
Aan de zuidzijde van de woning lopen drie ruimtes in elkaar over. Eén scheidingsmuur met schouwen werd verwijderd, de andere scheiding wordt gemaakt door een brede beglaasde deur in opendraaiende panelen. De diverse ruimtes zijn voorzien van een verschillende plafondafwerking: de voormalige salon met cassettenplafond; de eetkamer met ovalen lijstwerk met centrale rozet en in de hoeken getooid met pijlenbundels met laurierkrans en loofwerk; de westelijke ruimte met eenvoudige kooflijst. Laatst genoemde ruimte is voorzien van een tegelvloertje, de salon en eetkamer van visgraatparket. Salon voorzien van ingekaste vensters (rondboogopening) en witmarmeren schouw met op de boezem een spiegel waarboven een rond schilderij, schouwmantel met koperen haardscherm. Oorspronkelijk behangpapier (blauwe achtergrond met witte bloemenvazen en -slingers) in kaders uitgespaard in de gestucte wanden. Bij eetkamer en westelijke ruimte zijn de wanden bekleed in bloemenbehang.
Keuken in keramische tegelvloer met floraal motief. Muurbekleding volledig in witte faïencetegels, met plint en schouwmantel in 'Delftse' tegeltjes. Ingemaakte kastenwand met beglaasde paneeldeuren.
Ten noorden van de woning staan enkele bewaarde gevels van de verdwenen gebouwen van de olieslagerij, in rode baksteenbouw met wit- en geelbakstenen banden en boogfriezen, onder meer met trap- en puntgevels.
Naast de inrijpoort aan de zijde van het Dorpsplein bevindt zich het voormalige koetshuis uit 1870, van drie traveeën en anderhalve bouwlaag onder stomp hellend dak. Rondbogige vensteropeningen in dito verdiepte gevelnissen, waarboven in een tweede geleding ronde vensters in halfronde verdiepte gevelnissen. Gepleisterde en witgeschilderde gevels met voegwerkimitatie en afgeboord door muizentand. Op de lisenen zijn schelpvormige vazen aangebracht. Oorspronkelijk korfbogige poortopening in de kopgevel verbreed en gewijzigd door inbreng van een I-profiel.
Langwerpige tuin door de rechte padenstructuur opgedeeld in drie langwerpige grasperken, centraal uitlopend op een kleine waterpartij met eiland. Her en der diverse boom- en struikbegroeiing. Aan de noordzijde langsheen de scheidingsmuur ligt een tuinpaviljoen in rode baksteenbouw onder gemansardeerd tentdak in zinkbekleding, getrapt baksteenfries. Centraal oeil-de-boeuf met uurwerk, op de nok een windwijzer met torenhaan. Vloer in zwarte natuursteen met kleine witte marmerblokjes. Rondbogige muuropeningen met bewaard houten schrijnwerk, onder meer centrale vleugeldeur met waaiervormig bovenlicht. Aan weerszijden aangebouwde bergruimtes, later opgebouwd uit recuperatiemateriaal; aansluitend aan de westzijde de serre (uit 1914) met glasplaten tussen houten roedes, op bakstenen sokkel. Verder staan in de tuin onder meer nog een oude pomp, dubbele gietijzeren mond, op basis in natuursteen en baksteen, recuperatie; diverse beelden en lantaarnpalen.
Bron: SANTY P. & DEVOOGHT K. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lendelede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL41, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Santy P. & Devooght K. 2008: Kasteel Dassonville met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/91545 (geraadpleegd op ).