is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Fabrieksgebouwen van de juteweverij en -spinnerij Neirynck-Holvoet
Deze vaststelling was geldig van tot
Fabrieksgebouwen van de voormalige juteweverij en -spinnerij Neirynck-Holvoet, voornamelijk uit het tweede kwart van de 20ste eeuw, enkele delen in kern mogelijk teruggaand tot het laatste kwart van de 19de eeuw.
In 1879 laat de Kortrijkse fabrikant Felix Denucé in de Stationsstraat een fabriekje met woonhuis bouwen, waar emballagegoed en zakken zullen worden geweven. In 1886 wordt deze kleine juteweverij overgenomen door Emiel Neirynck en schoonbroer Emiel Holvoet. In de beginjaren wordt nog voornamelijk met de hand geweven, de spoelmolen, scheermachine en kalander worden aangedreven door een kleine rosmolen. Het bedrijf heeft een klein personeelsbestand en doet aanvankelijk vooral beroep op thuiswevers. Hetzelfde jaar laten de nieuwe eigenaars al een vergroting van de weverij uitvoeren. In 1893 wordt de eerste stoommachine geplaatst.
In 1897 wordt een nieuwe stoommachine aangekocht, waarvoor een 12 meter hoge schouw opgericht wordt. Thuisarbeid wordt meer en meer vervangen door fabriekswerk, met toenemende mechanisering en productiviteit. Ten zuiden van de gebouwen aan straatzijde wordt een fabrieksgebouw opgericht, vermeld bij het kadaster als "stoomlinnenfabriek". In 1899 registreert het kadaster al een zuidelijke vergroting. In 1903 wordt een nieuwe oostelijke uitbreiding gemaakt, onder meer met de bouw van een stookruimte en schoorsteen, met vermelding: "augmentation de la force motrice".
De weverij Neirynck-Holvoet wordt in 1906 versterkt met mechanische spinmachines die ingevoerd werden vanuit Groot-Brittannië, waarvoor een oostelijke spinnerijuitbreiding wordt toegevoegd. Neirynck-Holvoet wordt zo het eerste geïntegreerde bedrijf in België, waar jute wordt gesponnen en vervolgens geweven. In 1909 wordt de NV Firma Neirynck-Holvoet opgericht. Verdere vergrotingen in 1910 en 1911. In 1912 wordt een nieuwe stoommachine geïnstalleerd, die een 30 meter hoge schoorsteen vergt. Tevens wordt de fabriek verder uitgebreid ten oosten van de stookruimte.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog valt de productie stil en wordt de fabriek onder meer door de bezetter gebruikt als opslagplaats. Circa 1925 worden de oudste fabrieksgebouwen (centraal gedeelte ten zuiden) gesloopt en nieuwere ruimere fabrieksgebouwen opgericht, ook langsheen de spoorweg wordt een nieuw fabrieksdeel opgetrokken (drie hoge nokken). De stoomkracht wordt vervangen door elektrische drijfkracht. In 1928 telt de fabriek reeds circa 1300 werknemers. In 1929 volgt opnieuw een grote uitbreiding, aan oostzijde wordt uitgebreid langsheen de spoorweg, aan de westzijde achter een bestaande huizenrij. Circa 1935 worden een achttal huizen langsheen de Stationsstraat, gelegen ten westen en noorden van de fabriek, afgebroken om een uitbreiding tot aan de straat mogelijk te maken. In 1938 wordt de westzijde nogmaals uitgebreid met een magazijn.
In 1940 worden diverse overnames gedaan, onder meer de wolspinnerij van Zulte die wordt voortgezet als "Lainière de la Lys". Na de oorlog wordt de Lendeleedse fabriek opnieuw gemoderniseerd en worden uitbreidingen ten noorden van de straat gemaakt. In 1947 wordt het "Sociaal Oord" aan de overzijde van de straat ingehuldigd.
In 1948 wordt te Lendelede met een eigen confectieatelier "Tigronex" gestart, met later ook ateliers te Lokeren, Moorsele en Gullegem.
Rond 1956 wordt een zuidelijk magazijn aangebouwd. In 1958 wordt te Lendelede het tuftingbedrijf gesticht. In 1975 wordt de juteafdeling gesloten, de confectieafdeling verhuist definitief naar Gullegem.
Op het einde van de jaren 1970 of het begin van de jaren 1980 wordt een nieuwe toegang gebouwd. In 1986 worden de bedrijven gehergroepeerd in de N.V. Neirynck Industries. In 1991 wordt het bedrijf gesplitst in de wolspinnerij "NV Neirynck-Holvoet" en het tuftingbedrijf "Nelca". Beide worden verkocht.
In februari 2007 wordt de textielgroep Dejaeghere/Nelca failliet verklaard. De fabrieksgebouwen aan weerszijden van de straat komen leeg te staan.
Het achterliggende Neirynck-Holvoet blijft bestaan maar moet toch in mei 2008 zijn spinnerijactiviteiten stopzetten, het ververijgedeelte blijft behouden.
Kantoorgebouwen en gevels aan straatzijde, gekenmerkt door baksteengevels geleed door lisenen en lijsten in pleisterwerk. Oudste centrale gedeelte van de kantoorgebouwen langs straatzijde van twee bouwlagen en acht en een halve travee. Een gedeelte gaat mogelijk terug op de oudere bedrijfsgebouwen van Denucé en Neirynck-Holvoet uit 1879 en 1886. Vernieuwd circa 1925. Gelijkvloers met grote segmentboogvormige vensteropeningen waarin bewaard schrijnwerk met kleine roedeverdeling, waarvan drie voorzien met deur; twee rechte vensteropeningen, voorheen functie als inrijpoorten. Latere toevoeging van tweede bouwlaag met rechte vensteropeningen onder betonlateien. Pleisterwerk voorzien van sierelementen: imitatiesluitstenen op onderste bouwlaag met festoen en strikmotief; onder de kroonlijst met ovalen medaillons met dito festoen en strikmotief, waarin monogram "NH"; cartouches met jaartallen "1886" en "1927".
Westelijk gedeelte langs straatzijde geregistreerd bij kadaster in 1936, bestaande uit een roodbakstenen muur van 16 geledingen, gevormd door licht vooruitspringende gevelvelden van elkaar gescheiden door gepleisterde lisenen. Later ingebrachte muuropeningen onder betonlateien. Kroonlijst grotendeels verdwenen door toevoeging van een extra bouwlaag tijdens de tweede helft van de 20ste eeuw, nog bewaard bij de twee meest westelijke traveeën. Toevoeging uit 1938 (registratie bij kadaster: 1939) hoger opgetrokken in dezelfde vormgeving, bestaande uit drie geledingen met centrale poort. Datering in kroonlijst door ijzeren jaartal: "1938".
Oostelijk gedeelte langs straatzijde in dezelfde periode op gelijkaardige wijze afgewerkt, door toevoeging van een nieuwe straatgevel voor de oudere gebouwen.
Achtergelegen bedrijfsgebouwen uit diverse bouwfasen in rode baksteenbouw onder sheddaken. Ten zuiden van de kantoorgebouwen de stookruimte met conische bakstenen schouw, met naastgelegen gedeelte van drie 'beuken', uit 1904. Westelijk deel bestaande uit een opeenvolging van 13 sheddaken, voornamelijk uit de jaren 1925-1929.
Oostelijk bedrijfsdeel uit verscheidene fasen: ten oosten van de stookruimte drie opeenvolgende sheddaken uit 1913 (zijgevels afgewerkt met siervlechtingen), daarnaast drie hoge sheddaken uit circa 1925, aan zuidzijde aangebouwde opeenvolging van negen lagere sheddaken uit 1929.
Bron: SANTY P. & DEVOOGHT K. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lendelede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL41, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Stationsstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Fabrieksgebouwen van de juteweverij en -spinnerij Neirynck-Holvoet [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/91624 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.