In de bocht van de straat gelegen witgekalkte bakstenen kapel uit de 18de eeuw. De kapel is opgetrokken op een lichte berm, aan de straatzijde door een bakstenen muurtje gesteund, en rust op een zandstenen plint. Zandsteen werd ook gebruikt onderaan bij de gevelhoeken en bij de met een steekboog met sluitsteen afgewerkte deuromlijsting. In de zijgevels bevindt zich een klein steekboogvenster, thans met een traliewerk afgesloten. De voorgevel eindigt op een tuitgevel, gedragen door geprofileerde zandstenen schouderstukken, en vertoont karakteristieke vlechtingen in het metselwerk. De kapel bereikt men via een vijftal arduinen in de berm uitgespaarde treden, maar vermoedelijk waren dit er meer daar het straatniveau in de loop der tijden werd verhoogd. De deur bestaat uit twee vleugels, elk geopend met overhoeks geplaatst smeedijzeren traliewerk. Het dak is afgedekt met leien, de daknok met ingekeepte zwarte nokpannen.

De binnenwanden zijn versierd met een plint, neogotische met sjabloon aangebrachte motieven en een fries, meer bepaald een imitatie van natuursteenblokken waarin gestileerde bloemmotieven bij de rechte wanden en alternerende letters 'R' en 'S' tussen gestileerde bloempatronen en een als zoom van een wandtapijt rondlopende florale boord in de apsis. Hoofdzakelijk bij de rechte wanden is het schilderwerk op vernagelde zinkplaten aangebracht. Het plafond is eenvoudiger uitgewerkt: naast eenvoudige lettermotieven bevindt zich op het apsisgewelf een cirkelvormige moulure. Het altaar is afgewerkt met een marmerimitatie.