De Molen ter Zeven Wegen of de Stenen Molen is een verhoogde, stenen korenwindmolen van het type stenen bovenkruier (bergmolen) met achtzijdige kap. Het is bovendien één van de weinig overgebleven zetelkruiers in Vlaanderen. De molen staat mooi ingeplant in een licht glooiend landschap.
Op deze locatie werd in 1807 een standaardmolen opgericht door Maximilianus d’Hauwer en Judocus van Snick, waarbij men het wiekenkruis van op de vlakke grond bediende. De molenkap bevond zich toen ter hoogte van de huidige muizentandfries. Na een brand in 1863 werd de molen herbouwd als een stenen bergmolen en nadien verhoogd. De kegelvormige molenromp zomaar opmetselen kon niet vermits de top dan te smal zou geweest zijn voor de kap. Dus maakte men de diameter groter door bij het leggen van de eerste rij bakstenen om de andere steen er één te laten uitspringen: de uitkragende muizentandfries. Door het optrekken van de molenromp kon men de kap echter niet meer bedienen vanop de begane grond en diende men een molenberg op te werpen. Zo kreeg de molen zijn huidige uitzicht: een ronde stenen bergmolen met gaanderij en een bakstenen toegangspoort die de boeren de mogelijkheid gaf onder de molen door te rijden.
In 1872 werd de molen voorzien van een stoommachine maar deze werd opnieuw uitgebroken in 1921-22. Circa 1955 werd ook de windmolen stilgelegd.
Anno 1978 werd de molen gekenmerkt door industriële boogramen met ijzeren roedeverdeling uit de 19de eeuw, metalen verdekkerde wiekroeden in verval, en een kap in slechte toestand. De binnenbevloering en het trappenwerk was in hout (met uitzondering van een midden- of eind 19de-eeuws bijbouw voor een mechanische drijfkrachtinstallatie, gekenmerkt door bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken). Het drijfwerk was hoofdzakelijk uit gietijzer vervaardigd, en werd in beweging gebracht door een elektromotor. Oorspronkelijk bevatte de molen vier maalstoelen (steenkoppels), waarvan op dat moment nog één in werkzame toestand aanwezig was, evenals een haverplettermachine (haverbreker), een graankuiser en een Lister-motor.
Van 2002 tot 2006 liet de stad Ninove een heel grondige restauratie uitvoeren tot maalvaardige windmolen door Nijs uit Deinze (molenromp) en Thomaes Molenbouw uit Beveren-Roeselare (molentechniek), naar ontwerp van architect Paul Gevers uit Kasterlee.
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: d'Huyvetter C. & de Longie B. & Eeman M. & Vandeweghe E. 2020: Windmolen ter Zeven Wegen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/358050 (geraadpleegd op ).
Zogenaamd "Molen ter Zeven Wegen", mooi ingeplant midden de weiden, volgens R. Desart daterend uit 1790. Bakstenen korenwindmolen, belmolen, in 1872 voorzien van een stoommachine, uitgebroken in 1921-22. Bergmolen met gaanderij; ronde romp met baksteenfries en een aantal typische industriële boogramen met ijzeren roedeverdeling uit de 19de eeuw. Metalen verdekkerde wiekroeden in verval, en kap in slechte toestand.
Binnenbevloering en trappenwerk in hout (met uitzondering van een midden- of eind 19de-eeuws bijbouw voor een mechanische drijfkrachtinstallatie, gekenmerkt door bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken). Het drijfwerk is hoofdzakelijk uit gietijzer vervaardigd, en wordt thans in beweging gebracht door een recente elektromotor. Oorspronkelijk bevatte de molen vier maalstoelen, waarvan thans nog,een in werkzame toestand aanwezig is, evenals een haverplettermachine.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n2 (H-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: d'Huyvetter C. & de Longie B. & Eeman M. 1978: Windmolen ter Zeven Wegen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/9364 (geraadpleegd op ).