erfgoedobject

Gesloten hoeve Hof te Hazeleer

bouwkundig element
ID
9463
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/9463
10 m

Basis Lagen

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gesloten hoeve Hof te Hazeleer
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Gesloten hoeve Hof te Hazeleer
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Het historische Hof te Hazeleer gaat in oorsprong terug op een vooraanstaande pachthoeve die afhing van de invloedrijke premonstratenzerabdij Sint-Cornelius en Sint-Cyprianus van de stad Ninove. In het derde kwart van de 18de eeuw werd de pachthoeve grotendeels herbouwd. Eén stalvleugel werd in 1850 vervangen.

Historisch overzicht

In oorsprong gaat het huidige “Hof te Hazeleer”, dat vroeger ook gekend stond onder de benaming “Hof te Eversem”, terug op een van de grootste pachthoeven van de Sint-Cornelius en Cyprianusabdij van Ninove. Deze premonstratenzerabdij gesticht in 1137 speelde een vooraanstaande rol in het middeleeuwse Ninove waarvan de stadskern zich ontwikkeld had bij de feodale burcht bij de Dender.

Na de oudere benedictijnerorde, kenden de premonstratenzers als belangrijke nieuwe religieuze orde gelijktijdig met de cisterciënzers in de 12de eeuw een grote verspreiding in Europa. Stichtingen van kloosters voor premonstratenzers, ook norbertijnen of witheren genoemd, kwamen aanvankelijk vooral voor in Noord-Frankrijk en de Nederlanden. Als orde die aan landbouw deed en daaruit haar inkomsten haalde, had ze een groot aandeel in de ontginning van landbouwgronden en in de landbouwproductie. Veelal verwierven de kloosters van deze orde heel wat grond door schenkingen. Dit alles was ook het geval voor de Ninoofse abdij. Al in de 12de eeuw bezat deze abdij een uitgebreid grondareaal met een tiental hoeven in het haar omliggende grondgebied, onder meer te Appelterre, Okegem en Zandbergen. In de 13de eeuw breidde zij haar grondbezit verder uit en in de tweede helft van de 13de eeuw organiseerde de abdij de uitbating ervan steeds meer door pachtovereenkomsten. De Ninoofse abdij bezat midden 16de eeuw meer dan de helft van alle landbouwgrond in Ninove en functioneerde er aldus als een belangrijk economisch centrum.

De premonstratenzerabdij van Ninove was tevens de grootste grondbezitter van de dorpsheerlijkheid Okegem en bezat er meerdere met naam bekende aanzienlijke pachthoeven. De oprichting van de abdijhoeve “Hof te Hazeleer” te Okegem dateert uit het tweede kwart van de 15de eeuw. De abdij had in 1439 aan de toenmalige pachter Pieter de Boyst opgelegd om, op haar pachtgronden gelegen binnen het gehucht Eversem te Okegem, een hoeve te bouwen. Bij de overname van de pacht op 6 februari 1447 bleek dat de pachter volgens de overeenkomst op de cijnsgrond een gebouw had opgericht. Het huis werd later door de abdij aangekocht. Nog in de tweede helft van de 15de eeuw werd de hoeve met gronden uitgebreid waaronder een “hoplochting” met schuur. In het pachtcontract, dat Cornelis van Gheenderduere bijgenaamd de hazelare op 15 januari 1525 afsloot met de Ninoofse abdij, werd de hoeve met hof “teverschem” genoemd. De familienaam “de hazeleere” gaf later ontstaan aan de hoevenaam “Hof te Hazeleer”. De oudste vermelding aldus in een kerkrekening van 1657 luidde “t’cloosterhof t’haeseleeren”.

Tijdens de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw werd de abdijhoeve Hof ter Eversem vernield. Volgens een kaart van 1621 met weergave van de abdijbezittingen was het hof te Eversem toen herbouwd. De hoeve vertoonde volgens de kaart drie losstaande gebouwen: twee grote met zadeldak, waarvan het kortste met schoorsteen, en een kleine constructie, mogelijk een duiventoren. In een landboek van Okegem van omstreeks 1695 is de hoeve omschreven onder de benaming hof t’haseleer. Volgens de historische gegevens waren de pachters van deze abdijhoeve overwegend invloedrijke personen of gezagdragers. Zij bekleedden het ambt van schepen in de vierschaar, burgemeester of baljuw.

Omstreeks 1765 liet de toenmalige pachter Jan Hendricx bouwwerken uitvoeren aan de hoeve. Daarnaar verwijst wellicht het jaartal in een steen boven een staldeur. In een rekeningenboek van de abdij van 1762-1794 is een notitie opgenomen die de bouw van het huis bevestigen. Deze heropbouw vond plaats in een periode van economisch herstel en bloei die de hele 18de eeuw kenmerkte in de Zuidelijke Nederlanden. De landbouwinkomsten van de Ninoofse abdij stegen vooral na 1750. Dit liet hen toe heel wat bouwwerken te ondernemen of te financieren. Het grondbezit van de abdij was vooral gelegen in het Land van Aalst, West-Brabant en de regio Nijvel. In die tijd bezat de abdij er een 20-tal hoeven naast molens en huizen.

Het einde van het ancien régime betekende na acht eeuwen ook de ondergang van de Ninoofse norbertijnerabdij. Met uitzondering van de abdijkerk waren de meeste abdijgebouwen in 1822 verdwenen. Na de opheffing van de norbertijnerabdij van Ninove in 1796 volgde een schatting van de aangeslagen goederen. Volgens een plan van 1797 betrof het “hof te hazeleer” toen een aan de straat gelegen vierkanthoeve met vier gebouwen rondom een ruime rechthoekige binnenplaats. Een opening tussen de gebouwen op de noordwesthoek van de hoeve bevindt zich ter hoogte van de huidige toegangspoort. De bijhorende schatting van de hoeve vermeldde: varkenskoten, “remisie” en wagenhuis paardestal, met de voederij en de achterstal, huis met koestal en kelders, bakhuis en oven, kolenkot, assekot, privaat met de 3 portjes, gemetste schuur plus het timmerwerk, kasseistenen op het hof. Tijdens de 19de eeuw raakten de gronden die deel uitmaakten van het Hof te Hazeleer verkaveld en versnipperde de eigendom.

Op de kadasterkaart van 1810 van Okegem vertoont de hoeve nog dezelfde aanleg als op het plan van 1797. Volgens archiefgegevens van het kadaster was in 1835 een deel van de westvleugel langsheen de straatzijde gelegen verdwenen. De gebouwen omsloten niet meer volledig in het vierkant de binnenplaats van de hoeve. De gebouwenconfiguratie van deze semi-gesloten hoeve wijzigde later nog enigszins door gedeeltelijke sloop en nieuwbouw.

  • 1850: zuidoostelijke vleugel tegenover de woning is gesloopt en ten zuidwesten aan de straatzijde verschijnt een nieuw gebouw ter hoogte van de huidige zuidwestelijke stalvleugel. Sindsdien bezitten de gebouwen een aanleg gereduceerd tot een U-vorm.
  • 1906: bakhuis achter de woning sinds meerdere jaren gesloopt
  • 1955: gebouwen uitgebreid met kleine constructie aan de zuidoosthoek of de open zijde van het erf (ter hoogte van de recent herbouwde garages).

Volgens bewaarde plannen van 1973 door architect A. Balcaen uit Wemmel vonden rond die tijd saneringswerken plaats aan de woning.

Beschrijving

Aanleg

De hoeve ligt in een straatbocht en bezit een U-vormige constellatie van hoevegebouwen die een grotendeels verharde binnenplaats omsluiten. Ten noordwesten en haaks ingeplant ten opzichte van de straat ligt de langgerekte woning met aansluitende koestal en traditioneel zuidoostelijk gerichte erfgevel. Ten zuidwesten en ten noordoosten liggen parallel tegenover elkaar twee stalvleugels. Alle gebouwen zijn overwegend uit baksteenbouw, tellen één bouwlaag en zijn afgedekt met een zadeldak. Aan de gedeeltelijk open zuidoostelijke erfzijde grenst een smal begraasd deel van een perceel met een paar bomen. Dit is omsloten door een bakstenen tuinmuur waardoor de hoeve toch een quasi volledig gesloten karakter bezit. Dit zijgedeelte van het boerenerf paalt tevens aan de oude voetweg die vanaf de straat naast de hoeve noordoostwaarts leidt. Aan de straatzijde is de tuinmuur onderbroken door een brede opening met laag tweedelig ijzeren hekken. Schuin op de noordwesthoek van het erf, tussen de gevelhoek van het woonhuis en de stal is de erftoegang met ijzeren toegangshek gelegen. Ten noorden achter het boerenhuis ligt een spievormig achtertuintje omsloten door een haag.

Het erf is grotendeels gekasseid en deels verhard met een strook beton aan de oostelijke erfzijde. De binnenplaats helt naar het midden af naar de vroegere messing, nu met twee centraal gelegen tuintjes voorzien van grasperk, omzomende haag en een paar laagstammige bomen. Aan de open zuidoostelijke erfzijde zijn in een recente periode garages opgericht op de plaats van een midden 20ste-eeuwse constructie van betonplaten met plat dak (zie oude luchtfoto). Op het achtererf zijn diverse hedendaagse stallen gelegen zonder erfgoedwaarde.

Vleugel met boerenhuis

De noordwestelijke vleugel, gevormd door het boerenhuis met rechts een traditioneel aanpalende stal, bezit een indrukwekkend volume en domineert als langste en hoogste constructie het landelijk gebouwencomplex. Zijn authentiek voorkomen draagt sterk bij tot het zeldzaam karakter van de constructie die in het derde kwart van de 18de eeuw kan worden geplaatst, wellicht deels in aanleg teruggaand op het oudere boerenhuis.

Dit imposante boerenhuis telt zeven traveeën met rechts aansluitende koestal van twee traveeën. De licht geknikte dakoverstek met hanggoot van het zadeldak met rode Vlaamse pannen rust boven de verankerde lijstgevel op een brede houten dakzool met typische rij geprofileerde daklijstbalkjes. Karakteristiek voor de gevelordonnantie in de boerenhuisbouw is de plaatsing van per twee gegroepeerde vensters. In de erfgevel zijn de hoge steekboogvensters gevat in een accentuerende, licht uitspringende omlijsting van gesinterde bakstenen. Het gebruik van omlijstende gesinterde baksteen voor muuropeningen als vensteropeningen komt in de landelijke architectuur in de tweede helft van de 18de eeuw en later geregeld in Vlaanderen voor naast de frequentere toepassing ervan rond boerenhuisdeuren. De vernieuwde witte 8-delige raamkozijnen zijn op een veel gebruikt 19de-eeuws type geïnspireerd en vervangen T-vormig houtwerk. De twee houten dakkapellen met punttop en zadeldakje boven de middenpartij van het boerenhuis werden in een recente periode vernieuwd naar model van de bestaande. Een vroegere derde dakkapel links zou naar verluidt gereduceerd zijn tot het huidige kleine daklicht. De brede verankerde lijstgevel bewaart een gewitte gecementeerde plint vanaf de vierde travee. Onder beide vensters in de twee linker traveeën bevindt zich een getralied vierkant kelderraam. Beide bezitten natuurstenen negblokken en een dito latei onder een strekse ontlastingsboog. Deze elementen zouden volgens de literatuur gerecupereerd materiaal zijn bij de heropbouw van de hoeve circa 1600. Eén latei vertoont een rest van een klaverbladmotief en volgend ingekerfd opschrift: “Quiescit Hic Dominu(s)” (Hier rust de Heer). Verondersteld wordt dat het hier mogelijk om de rest van een 16de-eeuwse grafsteen gaat. De lage rechthoekige boerenhuisdeur is gevat in een vlakke hardstenen omlijsting onder strekse boog. De onderdorpel wordt voorafgegaan door een verbredende hardstenen trap van drie treden.

De aanpalende stal is in de erfgevel voorzien van een lage steekboogvormige staldeur gevat in een zandstenen omlijsting met sponning en neggen waarop een inscriptie “VI” voorkomt. Thans wordt de toegang van de stal gesloten met een schuifpoort. Voorts is de stal aan de erfzijde nog geopend met een rechthoekig zolderlaadvenster met houten kozijn en een laag zesdelig stalvenster met tralies aan de binnenzijde. In de rechter zijpuntgevel van de stal zijn muurvlechtingen bewaard gebleven en verluchtingsspleten van de zolderverdieping.

De achtergevel van de woonvleugel is eveneens een verankerde lijstgevel op gecementeerde plint en onder kleine dakoverstek met hanggoot. Overeenkomstig met de voordeur voorzien van een lage rechthoekige deur in vlakke hardstenen omlijsting onder ontlastingsboog. Voorts is de achtergevel voorzien van beluikte rechthoekige vensters onder latei met rollaag; twee daarvan zijn getralied evenals het kleinere linkervenster. Tegen het stalgedeelte bleef een ijzeren aalpomp met aandrijfwiel bewaard.

De straatpuntgevel is op twee kleine zoldervensters na blind en bekleed met een grijze cementering met schijnvoegen. In dit patroon is de tekening van twee blinde rechthoekige benedenvensters en een blinde topoculus uitgespaard.

Interieur boerenhuis

Indeling. Het boerenhuis bewaart de traditionele indeling van dergelijk groot type woning uit de tweede helft van de 18de eeuw. De trapgang is geflankeerd door de beste kamer (thans salon) links en de woonkamer rechts met aanpalende grote slaapkamer. Aan de achterzijde bevinden zich een reeks kleinere, ondiepe kamers: drie slaapkamertjes (waarvan twee nu berging en waskot), de smalle achterkeuken met aanpalende bijkeuken. Vanuit de keuken verleent de keldertrap onder de zoldertrap toegang tot de driedelige gewelfde kelder onder het noordwestelijke deel van de woning.

Kelder. Toegankelijk via een rechte bakstenen steektrap met hardstenen treden. Tongewelfde keldergang aan de achtergevelzijde met keldervloer van grote onregelmatige grijze natuurstenen vloertegels. Beide parallelle haakse grote kelderruimten met gedrukte gebogen overwelving en zelfde betegeling als in de keldergang. Een oude korfboogvormige kelderdeur met deur aan hengsels.

In de meeste benedenkamers bestaan de zolderingen uit een samengestelde balkenlaag. Op enkele oude deuren na zijn de meeste binnendeuren midden 20ste eeuw vernieuwd. De zware moerbalk van de centrale woonkamer vertoont afgeschuinde hoeken uitlopend op een ezelsoor. De roostering van de vroegere open haard bleef zichtbaar. Naar verluidt vonden na de verkoop van de hoeve van 1940 in deze ruimte aanpassingen plaats. De open haard werd in baksteen hermetst en van een versmallende boezem voorzien. Er werd een houten lambrisering aangebracht en nieuwe binnendeuren geplaatst. De tegelvloer dateert vermoedelijk uit het late interbellum. Hij vertoont een geometrisch waaiermotief in zwarte, grijze, beige en witte blokjes.

In de achterkeuken is de samengestelde balkenlaag aanwezig. Er werd eveneens een jongere lambrisering aangebracht en de zwart en witte tegelvloer in dambordpatroon dateert vermoedelijk uit het derde kwart van de 20ste eeuw.

In de grote slaapkamer naast de woonkamer is de moerbalk en de zoldering witgepleisterd en voorzien van twee neoclassicistische rozetten in stucwerk met brede geprofileerde cirkelvormige lijst, wellicht uit de tweede helft van de 19de eeuw. Onder het vast tapijt bleef een oude rode vierkante tegelvloer bewaard. De vroegere open haard werd verwijderd. Thans bezit de kamer een schouw met eenvoudige neoclassicistisch geïnspireerde schouwmantel.

Een oude paneeldeur aan hengsels en met oud sluitwerk geeft vanuit de grote slaapkamer toegang tot de achterliggende kleine slaapkamer in een opkamertje. Het onderliggende keldertje is gesupprimeerd. De kamer bewaart blauwe vloertegels, een gepleisterde zoldering met halfrond houten zolderluik in geprofileerd lijstwerk.

In de vroegere “beste kamer” of het salon, ter hoogte van de twee linker traveeën van de woning gelegen, bleef de typische rode vierkante tegelvloer behouden evenals de samengestelde balkenlaag. Sporen van bekapping van de moerbalk wijzen op een vroeger bepleisterde zoldering. Ter hoogte van de schouw bleef een bredere roostering bewaard, vermoedelijk een relict van de vroegere schouw. Huidige schouw van gesinterde baksteen, een gebruikelijk bouwmateriaal daarvoor met nieuwe houten tablet.

De achterliggende kleine slaapkamer op de linker achterhoek van de woning bezit eveneens nog een rode vierkante tegelvloer. Daarnaast vertonen de wanden een tegellambrisering met zwarte plinttegels, en een witte betegeling waarvan de bovenste rij met zwart boordmotief samengesteld uit aaneengeschakelde cirkeltjes.

In de brede benedengang van voor- tot achterdeur ligt een tapijttegelvloer uit de eerste helft van de 20ste eeuw met patroon gevormd door vier tegels. Voor- en achterdeur zijn oude deuren aan hengsels en met dito sluitwerk. Aan weerszij bezit de gang een tegellambrisering uit midden 20ste eeuw bestaande uit vierkante witte tegels, bruine plintstenen, boordstenen en bies. Zoldering met pleisterwerk en kleine balkjes.

De zoldertrap, een tweedelige laddertrap met bordes, is ingebouwd binnen het rechter achterdeel van de gang en toegankelijk door een oude deur waarvan een zijde een nieuwe bekleding kreeg. De zolderverdieping bewaart zijn houten kapconstructie; dit gebinte vertoont telmerken en tappen. De schouwen zijn op zolderniveau nieuw opgemetst. Een gedeelte van de zolder is door wanden en wandafwerking opgedeeld in 2 slaapkamers en een overloop.

In de aanpalende stal bestaat de vloer uit bakstenen en deels uit beton. Zoldering samengesteld uit één centrale moerbalk en voorts bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers. In een hoek van de zoldering is een rechthoekige opening uitgespaard naar de zolder.

Bedrijfsgebouwen

Aan de straat gelegen stalvleugel met wagenhuis van 1850 met zolderverdieping. In het metselwerk zijn een paar zandstenen verwerkt voornamelijk als hoekstenen op de straatgevelhoek naast de gekasseide oprit. Tegen de onderbouw van de blinde straatgevel bevinden zich zes weinig geprononceerde steunberen. Beide zijpuntgevels zijn eveneens blind met uitzondering van de vlieggaten binnen een half cirkelvormig spaarveld en een centraal klein vierkant venster. In de zijgevel naast de toegangspoort zijn in de boog slechts zes vlieggaten uitgespaard en werd recent in metaal de huisnaam “Hof ter Haezeleer” en het jaartal 1765 in metaal aangebracht. In het boogveld aan de tuinzijde rechts bevinden zich drie rijen met vlieggaten met loopplaat. Het betrof wellicht een duiventil. De erfgevel is geleed door pilasters en vier rechthoekige spaarvelden van variërende breedte. In de twee rechter traveeën bevinden zich twee lage staldeuren waarvan één deels gedicht tot stalvenster en rechts een wc-deur. Van de twee brede poortopeningen links werd de smalste op een venster na gedicht. De erfgevel is afgelijnd door een getrapte daklijst onderbroken door twee zoldervensters. De vroegere varkensstallen zijn overwelfd met bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers. In het wagenhuis bestaat de samengestelde balkenlaag grotendeels uit boomstammen onder planken zoldervloer.

De tegenover liggende stalvleugel aan de noordoostelijke erfzijde bezit eveneens een zolderverdieping. De deels gedichte vroegere staldeur onder vierkant zolderluik is op de zandstenen boog gedateerd 1765. In de erfgevel zijn sporen van de kleinere vroegere stalvensters met kopse boog. Overige staldeur en poort thans met schuifpoort afgesloten. Aan de achtergevelzijde zit een rondboograam met waaiervormige tracering in het bovenlicht. Zoldering van bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers en houten moerbalken.

Toegangspoort

De erftoegang op de erfhoek aan de straat is gemarkeerd door een typische hoevepoort met een vormgeving eigen aan het grote hoevetype. De hoge rechthoekige toegangspoort tussen boerenhuis en stal omvat rechts een arduinen pijler en links een bakstenen pijler. De zware houten latei is afgedekt door een afdak gevormd door een pannen ezelsrug die aan weerszij rust op een houten kroonlijst met klossen. Een lager ijzeren hekken sluit de toegangspoort af.

  • Gent, Kadasterarchief, Ninove, 3de afdeling (Okegem).
  • DE SCHRIJVER H. 1987: Ninoofse Hoeven. Een pittoreske plattelandsroute, Brussel.
  • D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n2 (H-Z), Brussel - Gent, 710.
  • PRAET P. 1996: Okegem 1796-1996 Een blik op twee eeuwen dorpsleven, Ninove, 22-23.
  • S.N. 1989: De abdij van Sint-Cornelius en Sint-Cyprianus. 700 jaar premonstratenzerleven te Ninove, Catalogus van de tentoonstelling, Ninove.
  • VAN DER SPEETEN J. 1983: Beschouwingen bij de eerste kadasterkaart van Okegem (1810), Mededelingen Heemkring Okegem VIII.1, 49.
  • VANDE WINKEL G., VAN ISTERDAEL H. e.a. 1985: De premonstratenzerabdij van Ninove (1137-1796), Ninove.
  • VAN ISTERDAEL H. 1978: Historiek van het Hof te Eversem of Hof te Hazeleer, Mededelingen Heemkring Okegem III.3, 72-139.
  • WALTERS J. 1995: De pachthoeven van de abdij te Ninove, Ninove, 60.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/41048/102.1, Ninove: Hof te Hazeleer (VERBEECK M. 2013).
Auteurs: Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Gesloten hoeve Hof te Hazeleer [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/9463 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.