Brouwerij Rubbens, een brouwerij met bijbehorende brouwerswoning en aanhorigheden, werd opgericht in de tweede helft van de 19de eeuw en werd gedurende ongeveer een eeuw door dezelfde brouwersfamilie werd uitgebaat. De opmerkelijke vleugel met paardenstallen en duiventoren kwam tot stand bij de latere uitbreiding en aanpassing van de brouwerij in het begin van de 20ste eeuw.
In het tweede kwart van de 19de eeuw werd door Judocus Van Ghyseghem (1779-1848), schoonvader van Benoit Rubbens, een huis opgericht aan de Steenbergstraat naast de hoek met Heetstraat. Nadien (tweede helft 19de eeuw) werd deze latere brouwerswoningdoor Benoit Rubbens (1835-1897), die in 1861 huwde met Barabara Van Ghyseghem, vergroot en daarachter aansluitend uitgebreid met bedrijfsgebouwen rond een niet volledig gesloten binnenplaats. Het oostelijk deel van het complex met de lange vleugel langs de Heetstraat gaat daar nog grotendeels op terug. In 1870 zou er de brouwerij-mouterij "De Zon" opgericht zijn door Benoit Rubbens. Waarschijnlijk ging het in aanvang om een beperkte nevenactiviteit van een landbouwbedrijf. In ieder geval betrof het een kleinschalige productie op ambachtelijke wijze. Deze brouwer werd eerst schepen en nadien burgemeester van Zonnegem. Zijn zoon Alfons Rubbens (1862-1928) zette het bedrijf verder en trad ook als burgemeester in het voetspoor van zijn vader. Alfons Rubbens richtte een nieuw brouwerijgebouw op en installeerde er de eerste roerkuip in 1896. Hij liet nadien (1901) en later in het eerste decennium van de 20ste eeuw ook de meeste bouwwerken uitvoeren die het uitzicht van het complex bepalen. Deze werken behelzen onder meer de uitbreiding van de brouwerij, oprichting van de lange linkervleugel met paardenstallen, koetshuis en duiventoren en grondige aanpassing van het woonhuis.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het meeste koper van de brouwinstallatie door de Duitse bezetter opgeëist. Na de oorlog werd de brouwerij opnieuw uitgerust en opgestart. De mouterij werd echter in 1918 stopgezet. Karel Rubbens (1887-1928) zette aanvankelijk de brouwerij van zijn vader verder, maar overleed reeds enkele maanden later. Zijn weduwe Helena Van de Velde zette de brouwerij met haar broer verder tot zoon Jozef Rubbens (geboren in 1919) na het behalen van zijn diploma van brouwer-ingenieur als brouwer opvolgde. In 1929 werd de Bock Junior, een donker bier uitgebracht. Vanaf hetzelfde jaar sponsorde de brouwerij de pas ingevoerde jaarlijkse wielerwedstrijd van het dorp. Op 3 maart 1931 werd er een Cornwall stoomketel en machine van Mahy frères uit Gent geplaatst. Rond 1932 werd er overgeschakeld naar lage gistingsbieren. Omstreeks hetzelfde tijdstip werden nog aanpassingen en lichte uitbreiding van de brouwerij doorgevoerd. In 1947 werd Jozef Rubbens aangesteld tot burgemeester van Zonnegem. De brouwerij werd stilgelegd op 1 januari 1970.
In de jaren 1980 werd een deel van de groene zone bij de brouwerij verkaveld en bebouwd. Na verkoop van de brouwerij in 1990 werd een aanzienlijk deel van de technische installatie van de brouwerij verwijderd. Het brouwerijcomplex werd recent voor de bescherming (1997) aangekocht met als vooropgestelde bestemmingswijziging na renovatie: verschillende woongelegenheden met gemeenschappelijke binnenkoer en tuin, piano-atelier en cultuurruimte, onder meer als concertzaal in de vroegere brouwzaal.
De voormalig brouwerswoning is ingeplant aan de straat achter een ondiepe spievormige voortuin met gewit ijzeren hekwerk aan slanke, decoratief uitgewerkte, ijzeren hekpijlers. Links bevindt zich een aansluitend breed ijzeren toegangshek tot de ruime gekasseide binnenkoer van de vroegere brouwerij en aanhorigheden. De herenwoning van het dubbelhuistype telt twee bouwlagen van zes traveeën onder zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), opklimmend tot het tweede kwart van de 19de eeuw; de lagere zevende travee rechts werd toegevoegd in de tweede helft van de 19de eeuw. Renovatie van het huis werd uitgevoerd in het begin van de 20ste eeuw (1901) met aanbrenging onder meer van een nieuw voorgevelparement van witte faiencetegels en groene horizontale banden en de toevoeging van de zogenaamde jachtkamer tegen de achtergevel. De voor- en achtergevel zijn lijstgevels op een arduinen plint. De voorgevel omvat licht getoogde vensters op arduinen lekdrempels; voorheen beluikte benedenvensters. Van de oorspronkelijke woning is de rechthoekige neoclassicistische hardstenen deuromlijsting met pilasters op neuten onder bekronende druiplijst behouden. Het fraai houtwerk van deur dateert uit het begin van de 20ste eeuw: deurlichten waaronder oculi, met decoratief ijzerwerk. De kroonlijst en tandlijst steunen op modillons. De achtergevel heeft een recent bakstenen gevelparement en eenzelfde (vereenvoudigde) ordonnantie als de voorgevel. De vlak afgedekte aanbouw telt één bouwlaag met vijf traveeën van de zogenaamde jachtkamer. De gevel is zoals de voorgevel bekleed met faiencetegels en heeft segmentboogvormige muuropeningen. De deur heeft hetzelfde verzorgd hout- en ijzerwerk als de voordeur.
De voormalig brouwerswoning vertoont op het gelijkvloers een rijke interieurdecoratie, voornamelijk wat betreft de stucplafonds in de verschillende kamers. Van oost naar west omvat de woning volgende ruimtes:
De diepe, ruime gekasseide binnenplaats heeft een onregelmatige vorm en een open toegang naar de straat links van de brouwerswoning en wordt aan drie zijden omgeven door bakstenen constructies, deels van één bouwlaag en voornamelijk onder zadeldaken.
Tegenover de inrijpoort ligt het onderkelderde vroegere brouwerijgebouw met links een ronde bakstenen fabrieksschoorsteen en daarachter een mouteest (die echter haar gek verloren heet) : deze gebouwengroep domineert visueel de hele binnenplaats. Samen met de opslagplaatsen en stallen aan hun rechter zijde (noordkant) en de vleugel rechts van de binnenkoer (oostvleugel) zijn het de oudste constructies van het vroeger bedrijf (tweede helft 19de eeuw).
De bakstenen gevels van de aanhorigheden in de noordhoek en aan de oostkant van de binnenkoer vertonen een sterke samenhang door de ritmerende rondbogen op lisenen met lijstkapiteel en de herhaling van de zoldervensters uitgespaard in de boogvelden. Het brouwerijgebouw vertoont een brede rood geschilderde voorpuntgevel gericht naar de straat, geleed door gewitte horizontale banden en voorzien van het opschrift "BROUWERIJ" in reliëf boven de centrale rondboogdeur met bordes. In de hoek rechts van het brouwerijgebouw komt een later bijgevoegde portiek voor (kunstleien lessenaarsdak) met verzorgd houtwerk. Kenmerkend voor het achterliggend bedrijfsgebouw zijn de bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken, rustend op I-balken op gietijzeren zuilen. De technische installatie van de brouwerij is nagenoeg geheel verdwenen. Van de stookinstallatie rest de stoomketel op gemetste basis, gemerkt Mahy Frères Gand / 1931. Daarnaast bleef de haard van de brouwketel bewaard en de overbrengingsas met riemwielen. In de vroegere brouwzaal bevindt zich verder nog een houten trechter en een warmwaterreservoir.
De lange westvleugel met stallen, remise en duiventoren links van de toegang dateert uit het begin van de 20ste eeuw. Deze vleugel is eveneens zeer bepalend voor het geheel van het complex, voornamelijk vanaf de straat gezien. Aan de gevel op de binnenkoer werd bijzondere architecturale aandacht besteed: dit blijkt uit de vormgeving van de muuropeningen, het verzorgd metselwerk en de detailuitwerking. De opvallend rode bakstenen gevel is verlevendigd door witte banden en booglijsten en contrasteert met de grijze kleur van de boogstenen en de natuurstenen sokkel. Sierankers en ijzerbeslag van deuren en poorten vormen in het oog springende decoratieve elementen. Ook het houtwerk aan het dakvenster boven de brede korfboogpoort van de remise is zorgvuldig afgewerkt. Kenmerkend is de kleine roedeverdeling van de gebogen vensters en deurlichten. De houten kroonlijst die de gevel aflijnt rust op uitgesneden consoles. De hoog opgaande vooruitspringende vierkante duiventoren markeert sterk de hoek van de binnenkoer. Opmerkelijk is de goed bewaarde binneninrichting van de paardenstallen met bakstenen vloer, bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers en de indeling in houten paardenboxen met voederbakken en ijzeren kribben.
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: d'Huyvetter C. & de Longie B. & Eeman M. 2015: Brouwerij Rubbens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181494 (geraadpleegd op ).
Voormalige "Brouwerij Rubbens", ontstaan circa 1870 en buiten werking sedert 1970. Bakstenen constructies van één bouwlaag onder zadeldaken, geschikt rondom een gekasseide binnenplaats met open doorgang naar straat (afgesloten door een sierlijk ijzeren hek), links van het woonhuis.
Aan de straat, brouwerswoning met voortuin met gesmeed ijzeren hek. Dubbelhuistype met twee bouwlagen van zes traveeën onder zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), uit het derde kwart van de 19de eeuw. Baksteenbouw op arduinen plint. Voorgevel bekleed met faiencetegels. Segmentboogvensters op arduinen lekdrempels; voorheen beluikte benedenvensters. Rechthoekige, neoclassicistische deur geflankeerd door pilasters op neuten onder bekronende druiplijst. Fraai houtwerk: casementen en beglaasde bovenlichten; oculi met gesmeed ijzerwerk. Kroonlijst en tandlijst op modillons. Achtergevel bekleed met siergevelsteen, dezelfde (vereenvoudigde) ordonnantie als voorgevel. Vlak afgedekte aanbouw van één bouwlaag met vijf traveeën, bekleed met faiencetegels. Rechthoekige muuropeningen met arduinen lateien, ramen met tekeningen.
Tegenover de inrijpoort ligt de brouwerij, met links, een ronde fabrieksschoorsteen en daarachter een mouteest (die echter haar gek verloren heeft): deze gebouwengroep domineert visueel de hele binnenplaats. Samen met de opslagplaatsen en stallen aan hun rechterzijde, en rechts van de binnenkoer, zijn het de oudste constructies van het complex (laatste kwart 19de eeuw). De stallen, koetshuizen en duiventoren links van de toegang dateren van 1901. Binnenconstructies met typische bierkelders onder bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken, rustend op I-balken op gietijzeren zuilen.
Bijzonder vermeldenswaardig - voor een niet meer in werking zijnde brouwerij - is de opmerkelijk intacte technische installatie, welke daarenboven een hele evolutie (van hoge naar lage gisting) in het brouwwezen illustreert. Als aandrijving bleef nog een niet gedateerde en evenmin gemerkte kleine monocilinder-stoommachine uit het laatste kwart van de 19de eeuw bewaard, evenals een Cornwall-stoomketel (Mahy Frères, Gent, 3.3.1931, 10 atm.) en de centrale aandrijvingsassen. Verdere installaties omvatten onder meer een gedateerde roerkuip (1896), een koelbak uit het einde van de 19de eeuw, een moutplettermolen (Henotte, Brussel), een ingebouwd koperen brouwketel en een brijketel (Lievers, Oudenaarde) van vlak na de Eerste Wereldoorlog. Circa 1933 werd een installatie voor het vervaardigen van bieren van lage gisting gesupprimeerd. Van deze omschakeling dateert de, in de vroegere mouteest ondergebrachte koelinstallatie: een ammoniak-compressor (Phoenix, Gent), aangedreven door een elektromotor (ACEC, 22 pk). Ook zeer recente installaties getuigen van de verdere evolutie.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n2 (H-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: d'Huyvetter C. & de Longie B. & Eeman M. 1978: Brouwerij Rubbens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/9587 (geraadpleegd op ).