is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Stenen windmolen met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stenen windmolen
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Stenen windmolen
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Beltmolen
Deze vaststelling was geldig van tot
18de-eeuwse stenen koren- en oliemolen van het type bovenkruier (grondzeiler), oorspronkelijk met houten pestelroeden in gietijzeren askop.
In 1762 verleende de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia een octrooi aan Pieter Emanuel Joseph d’Hane voor de oprichting van deze molen en de daaropvolgende eeuwen bleef de molen in het bezit van de Gentse familie D’Hane de Steenhuyze en erfgenamen. Tussen 1882 en 1886 werd het gaande werk hersteld (zie datum op sterrewiel) en bouwde men het nog bestaande kruiwerk op ijzeren ballen onder de zetel. Hiervoor werd ook het bovenste deel van het metselwerk van de romp hermetst. Na beschadiging tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd nog een poging gedaan tot herstel maar in 1923 werd deze reparatie stop gezet en de molen werd niet langer in werking gesteld. Vanaf de jaren tachtig zijn er plannen voor herstel en restauratie (onder andere van architect Pascal Mariman uit 1987 en van architect Thierry Ferfers uit 2014-2015).
Typerend voor de molen is het unieke kruiwerk op ijzeren ballen (zetelkruier) en het op de bovenverdieping bewaarde houten binnenwerk (met onder meer nog lantaarns met spillen voor overbrenging). Ook bleven drie paar maalstenen bewaard. De stenen windmolen van Elene is één van de meest typische Vlaamse grondzeilers met waardevolle erfgoedelementen zoals:
Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Op de Kabinetskaart van de Ferraris ligt de windmolen omgeven door open akkers. De toegang is een zuid-zuidoost gericht pad dat aan de westkant van molen toekomt. Op de Atlas der Buurtwegen wordt de toegangsweg naar de stenen molen aangeduid als Sentier 19, ‘Molleweg’. Het was een deels winterhard pad met centrale verharding voor het transport met handkarren. Met de komst van de spoorweg in 1870-1875 ondergaat het molenlandschap een grote wijziging. De spoorweg komt op een talud ten westen van de molen die een harde grens vormt. Na het stoppen van de maalactiviteit in 1920-22 bleef het Mol(l)epad bruikbaar tot minstens 1983. Daarna vervaagde het tracé en had het enkele nog een laatste functie als grens bij de opdeling van het perceel in twee verschillende pachten. De verharding werd naar alle waarschijnlijkheid weggehaald om het veld daarna om te ploegen.
De onmiddellijke omgeving rond de molen heeft nog een overwegend agrarisch karakter en refereert aan de economische activiteit. Het omliggende akkerland is zacht hellend in zuidelijke richting wat ervoor zorgt dat de molen voor de helft op een eigen heuvel of belt is gebouwd. Het Mol(l)epad is verdwenen maar het profiel is nog deels herkenbaar in het noordoosten. Langs het 19de-eeuws tracé van de molenweg werd een rij populieren geplant. Het Snijdreefken ten noorden is in oorsprong een pad ontstaan rond 1399 dat het Molenhof met het eerste kasteel van Leeuwergem verbond. Het onverharde pad werd recent beplant met een rij eiken.