Geschiedenis van het vaartuig: De houten hoogaars BRU24 werd in 1903 gebouwd op de scheepswerf van J. Stam in Nieuw-Lekkerland (Nederland). Het schip werd als vissersvaartuig gebruikt. Er werden in de Zeeuwse wateren mosselen en oesters mee opgehaald en vervoerd naar het binnenland.

In 1946 werd de BRU24 omgebouwd tot zeiljacht. Daarbij werd boven het visruim een kajuit aangebracht. Mogelijk werden op dit ogenblik ook de motor en schroef ingebouwd. De thuisbasis van het schip werd de RYCB (Royal Yacht Club van België) in Antwerpen. De BRU24 werd in 1987 door Francis Mertens uit Brasschaat aan het Nationaal Scheepvaartmuseum van Antwerpen geschonken. In 1990 werd het schip gerestaureerd op kosten van het bedrijf Esso.

Huidige eigendom: Het schip werd in 1987 door F. Mertens uit Brasschaat aan het Nationaal Scheepvaartmuseum geschonken. Het schip wordt bewaard in de collectie van het Museum aan de Stroom (MAS).

Bouwjaar: Vóór de Eerste Wereldoorlog.

Werf: J. Stam in Nieuw-Lekkerland (Nederland).

Functie: De BRU24 was een vissersschip tot 1946. In dat jaar werd het schip omgebouwd tot zeiljacht.

Beschrijving romp, constructie en opbouw: De BRU24 werd als een traditionele hoogaars-visser gebouwd, met de karakteristieke overhangende steven. Het vlak is druppelvormig met het breedste deel vooraan de romp. De grootste diepgang bevindt zich ook op dit punt.

Tuigage: De masthoogte vanop het wateroppervlak is 14,30 m. Het grootzeil en de fok worden in de collecties van het MAS bewaard.

Motor: Het schip op een onbekend ogenblik gemotoriseerd. Mogelijk gebeurde dit bij het omvormen van het schip tot jacht.

Uitrusting: Een aantal elementen van de originele uitrusting zoals de houten blokken zijn aanwezig. De traditionele houten spil op het voordek werd vervangen door een lier, die nog steeds aanwezig is. De typische lange smalle zwaarden van de platbodem vissersschepen op de Scheldedelta zijn aanwezig, evenals het roer dat onder de romp uitstak en bij het droogvallen kon worden opgehaald.