Zogenaamd Duifhuis, volgens J. De Ceuster reeds als zodanig vermeld in 1780; hoeve met losstaande bestanddelen, gelegen op deels omhaagd terrein te midden van weiland. Woonstalhuis ten oosten, schuur (herbouwd circa 1899) en aansluitend wagenhuis ten westen, moestuin ten noordoosten en boomgaard ten oosten.
Tweedelig woonhuis van twee bouwlagen onder zadeldak links (Vlaamse pannen) en afgesnuit zadeldak rechts (mechanische pannen); volgens oude foto's oorspronkelijk in traditionele bak- en zandsteenstijl; bewaard volume met nieuwe gevelbekleding van 1941 (volgens bewoner) en aangepaste muuropeningen. Linker zijgevel, heden beraapt en voorzien van segmentboogvormige nissen (voormalige duiventillen). Haaks aangebouwde stal: verankerde baksteenbouw van zes traveeën onder zadeldak (Vlaamse pannen); rechthoekige of segmentbogige muuropeningen; korfboogdeurtje. Baksteenfries met dropmotief. Aangebouwd wagenhuis van twee traveeën ten noordoosten. Bakstenen schuur van zes traveeën onder licht overkragend zadeldak (Vlaamse pannen), van circa 1899; erfgevel geritmeerd door verdiepte rechthoekige gevelvlakken; rechthoekige poorten onder houten latei. Ingewerkte paardenstal in noordelijke hoek. Aansluitend wagenhuis van twee traveeën.
Bron: KENNES H. & WYLLEMAN L. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel - Turnhout. Auteurs: Kennes, Hilde Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)