Inventaris

Muntstraat 29 (Leuven)
Twee bouwlagen en twee traveeën tellend rijhuis in wederopbouwstijl met neotraditionele inslag, gebouwd in 1922 en ontworpen door architect V. Rosseels.

Muntstraat 29 (Leuven)
In 1920 door V. Rosseels ontworpen winkel-/woonhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder mansardedak, lijstgevel in eigentijdse stijl, opgetrokken in baksteen en similisteen.

Muntstraat 2A (Leuven)
Breedhuis in wederopbouwstijl met neotraditionele inslag, volgens de bouwvergunning van 1920 opgetrokken naar ontwerp van architect G. Decock met vier naar boven toe verjongende bouwlagen.

Muntstraat 3 (Leuven)
Gebouwencomplex, in 1948 opgetrokken in neo-traditionele stijl als uitbreiding bij de voormalige Volksbank van Leuven.

Muntstraat 3 (Leuven)
De Volksbank is een opmerkelijk neogotisch pand met dubbelhuisopstand op rechthoekige plattegrond, met twee bouwlagen en vier ongelijke traveeën onder een zadeldak. Het ontwerp van 1912 is van de hand van architect J.F. Piscador in samenwerking met beeldhouwer F. Vermeylen.

Muntstraat 34-42 (Leuven)
Reeks kleine rijhuizen met twee bouwlagen en twee tot drie traveeën onder een pannen zadeldak, veelal met dakkapel onder een schilddak.

Muntstraat 4, 4C (Leuven)
Rijhuis van drie bouwlagen en twee traveeën onder pseudo-mansardedak dat in 1920 in wederopbouwstijl opgetrokken werd als banketbakkerswinkel naar ontwerp van architect Devos.

Muntstraat 44 (Leuven)
Eertijds voorname herenwoning, minstens opklimmend tot het midden van de 17de eeuw, en opgevat als een U-vormig complex met breedhuis aan de straat en twee haaks aansluitende vleugels rond een heden volledig overdekte binnenplaats.

Muntstraat 5-7, 7A (Leuven)
Geheel van traditionele breedhuizen met twee bouwlagen en respectievelijk drie en twee traveeën, mogelijk als één ruim pand gebouwd.

Mussenstraat 1-13, 14-15, 17, 21-23, 26-28, 29-36, 39-41, 47-49, 50-57, 61-65, 66-67, 68-78, 112-114 (Leuven)
Homogene straatbebouwing met karakteristieke kleinschalige 19de-eeuwse arbeiderswoningen, opgetrokken vanaf 1835, met typologische kenmerken die grotendeels nog werden aangehouden na 1850-1855.