De volledige parkeerkelder, zijnde een oppervlakte van ca 1650 m², werd uitgegraven tot op een diepte van 3,20 m onder de referentiepas gelijkvloers ( 10,50m +TAW), waardoor de onderkant van de kelder op + 7,30 m TAW lag. De opgraving gebeurde tot op het niveau van de onverstoorde moederbodem, of indien die niet bereikt werd, tot verstoringsdiepte. Er werd dagelijks voorzien in een volledige opmeting van werkputten en sporen.
De opgraving werd uitgevoerd in drie werkputten, waarbij quasi de volledige oppervlakte van de parkeerkelder werd opgegraven. Werkput 1 had een maximale oppervlakte van 784 m² in vlak 1. Werkput 2 had een oppervlakte van ca 666 m² in vlak 1 en werkput 3 had een oppervlakte van ca 193 m² in vlak 1.