Om het ‘stortmanagement’ van de opgraving zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, is gekozen om de putten in principe niet breder dan 15-16 m te maken. Er is ten noorden van Het Sportveld gekozen voor een noord-zuid oriëntatie om verschillende redenen. In de eerste plaats was dit de richting van de kavelgrenzen en de proefsleuven. Bovendien was kort voor aanvang nog sprake van een noord-zuid lopende haag, waarvan niet zeker was dat deze tijdig verwijderd zou worden. Ten tweede lagen de putten zo haaks op het reliëf, dat vooral in het noorden snel afliep. Ten derde zouden eventuele huisplattegronden uit de Vroege IJzertijd makkelijker kunnen herkend omdat zij vaak noord-zuid georiënteerd zijn. Eventuele west-oost georiënteerde Haps-huizen ter hoogte van proefsleuf 6 zouden alsnog voor een groot deel in een geplande werkput liggen, waarna zij eenvoudig gecompleteerd zouden kunnen worden door een kleine uitbreiding.
Tijdens het onderzoek is vastgehouden aan de oriëntatie van de putten, hoewel deze met zich meebracht dat de oost-west gelegen Romeinse structuren in twee of zelfs drie werkputten kwamen te liggen. Door goed op het overzicht bij de houden waar diepe (mogelijke) middenstijlkuilen lagen, konden de plattegronden worden gecompleteerd. Zoals eerder vermeld, is een deel van werkput 101 opnieuw geopend om de plattegrond van huis 302 te completeren. Werkput 107 ten zuiden van Het Sportveld is west-oost georiënteerd en slechts 8-9 m breed, omdat het stort zo alleen aan de zuidzijde kon komen te liggen om het weggetje niet te blokkeren. Na het dichtdraaien kon met de werkputten 111 en 113 het resterende deel van de geselecteerde zone worden onderzocht.
Voorafgaand aan het onderzoek werd uitgegaan van een op te graven oppervlak van ca. 2 hectare. Hierbij was echter het oppervlak van Het Sportveld inbegrepen, zodat in werkelijkheid met ca. 1.8 hectare gerekend moest worden. Verder was aan de westzijde langs het weggetje sprake van een kogelstootkooi en konden we hier niet tot de rand van de atletiekbaan en het voetbalveld graven vanwege de stroomkabels tussen lichtmasten, hekken en hoge houten palen waartussen een net gespannen was. Gezien de weinige (relevante) grondsporen in het zuiden van werkput 101 en 103 en die in werkput 107 (west) en 111 is het echter geen probleem dat het geselecteerde areaal niet helemaal kon worden onderzocht.
Aan de noordwestzijde van het geselecteerde areaal bleek het terrein in het recente verleden geëgaliseerd door het afgraven van de complete akkerlaag en het opbrengen van een mengsel van zand en puin. Hierdoor moest hier erg veel bovengrond worden afgegraven en werd een beschadigd en ingereden sporenvlak aangetroffen. Aangezien hier bovendien sprake was van een laagte die enkele eeuwen geleden is opgevuld (karrensporen), is er van afgezien deze hoek compleet op te graven. Er is over een oppervlak van ruim 800 m2 een tweede vlak aangelegd. Het gaat dan vooral om een deel van werkput 101 (zoeken huis 302), van werkput 103 en 110 (onderzoek van de laagte in het noorden). Wat betreft het netto onderzochte oppervlak, gaat het om een areaal van 17.690 m2
Bron: Hiddink H. 2018: Een archeologische opgraving te Haacht-Sportcampus (Vlaams-Brabant), Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 74. Amsterdam: VUhbs archeologie / Vrije Universiteit.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: VUhbs archeologie
Bron: Hiddink H. 2018: Een archeologische opgraving te Haacht-Sportcampus (Vlaams-Brabant), Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 74. Amsterdam: VUhbs archeologie / Vrije Universiteit.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum:
Toelichting:
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opgraving Den Dijk [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1072013 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.