Het betreft een site zonder complexe verticale stratigrafie die werd onderzocht aan de hand van een vlakdekkende opgraving. De bovengrond van de opgravingsvlakken werd verwijderd tot op het archeologisch leesbare niveau. Het onderzoeksterrein werd opengelegd in één grote werkput. Alle sporen, werkputvlakken en een aantal representatieve profielen werden fotografisch vastgelegd. Vervolgens werden alle vlakken, profielen, sporen en aanlegvondsten topografisch ingemeten en werden de sporen en profielen beschreven, waarna de sporen werden gecoupeerd, ingetekend en gefotografeerd.
In het westen werd een deel buiten de contour van het onderzoeksgebied gegraven. Er bevond zich nog een spoor vlakbij de werkputrand en om na te gaan of het spoor tot een structuur behoorde of niet, moest er een ruimer gebied worden opengelegd om meer ruimtelijk inzicht te bekomen. Langs de noordelijke rand en de meest zuidoostelijke hoek van het onderzoeksgebied kon omwille van de aanleg van bemalingslijnen niet tot tegen de rand van het onderzoeksgebied worden opgegraven. In het noorden werd dit gecompenseerd doordat hier tijdens het vooronderzoek reeds een proefsleuf was gegraven. In de zuidoostelijke hoek bevonden er zich geen relevante sporen meer, waardoor het verlies aan oppervlakte in deze zone geen effect heeft op de kenniswinst.
Er waren geen onverwachte fenomenen die toch zijn aangetroffen of verwachte fenomenen die niet aanwezig bleken tijdens het onderzoek.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: All-Archeo bv