Tijdens het landschappelijk booronderzoek werd een NNO-ZZW raai met drie boringen uitgezet met een edelmanboor van 7 cm diameter en een guts met van 3 cm diameter. Tijdens het daarop volgende verkennend archeologisch booronderzoek werd geboord met een boordiameter van 12 cm en er werd gewerkt in een verspringend driehoeksgrid van 5X6 m zodat een totaal van 111 boringen zijn verdeeld over het plangebied. De stalen zijn telkens verzameld in plastic emmers voorzien van een identificatielabel en uitgezeefd. Er werden bij het archeologische booronderzoek vijf boringen geïdentificeerd die een steentijd artefact of een mogelijk artefact opleverden. Op deze locaties werden (vierkante) proefputten van 1 m2 onderzocht. Van elke proefput die bij de monstername werd gegraven werd een van de wanden geregistreerd als profielwand.
In totaal werden vijf proefsleuven aangelegd binnen een onderzoeksgebied van ca. 2380 m² groot. Door het ontbreken van sporenconcentraties en de reeds toereikende dekkingsgraad, werden geen kijkvensters aangelegd. De aangelegde proefsleuven bereikten samen een totale oppervlakte van 289m². In totaal werd er dus 12,3 % van het totale terrein onderzocht. Tijdens dit onderzoek zijn twee bodemkundige profielen aangelegd. Er zijn geen vondsten aangetroffen en er gebeurde geen staalname.