Een bomenrij op de westrand van de op te graven zone bemoeilijkt een vlakdekkende opgraving van deze zone. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden hier resten geregistreerd van een omvangrijke vergraving. Om alle nuttige informatie over deze vergraving te kunnen vastleggen werden het vlak en de profieldoorsnede in werkputten 1 en 2 onderzocht (profielen P1 en P2). Het vlak werd onderzocht tot aan de proefsleuf, die aan de rand van de bomenrij was aangelegd. Daarbij werden 2 vlakken aangelegd in werkput 2 en - uit voorzorg omwille van de vele verstoringen - 3 vlakken in werkput 1. Beide profielen werden aangelegd op de grens met werkput 3, op een plaats waar de ruimte tussen de bomen een opname tot tegen de perceelsgrens toeliet. Omdat uit dit onderzoek bleek dat het niet om een gracht ging maar om langwerpige bodembewerkingssporen die op een dieper niveau parallel aan elkaar liepen in een noordwestelijke-zuidoostelijke oriëntatie, werd beslist om deze zone niet verder in detail te onderzoeken. In plaats van de in het programma van maatregelen gevraagde 4 dwarsdoorsnedes werd beslist dat de reeds geregistreerde doorsnedes voldoende informatie aanleverden over de vergraven zone. In werkput 3 werd nog de randzone van de vergraving in kaart gebracht en de positie van een smalle, oudere perceelsgracht, waarvan plaatselijk de restanten nog herkenbaar waren onder de bodembewerkingssporen.