De opgravingszone van ca. 2500 m² werd opgegraven en onderzocht in twee afzonderlijke werkputten. Het veldwerk werd uitgevoerd conform de Code van Goede Praktijk. De opmetingen werden handmatig uitgevoerd waarbij het meetsysteem opgemeten werd met een GPS-aangestuurd systeem met precisie van 1cm. De teelaarde, het aangelegde vlak, de sporen en de storten werden onderzocht met een metaaldetector van het type XP Deus. Dit leverde enkele relevante archeologische vondsten op, waaronder een Romeinse munt. Het archeologische vlak werd opgeschoond. Alle sporen kregen een uniek nummer, werden beschreven en geregistreerd via foto’s en opmetingen. De grondsporen werden geregistreerd, gecoupeerd en onderzocht. De foto’s werden genomen met een camera van het merk Canon Powershot SX60 HS. Er werden tijdens het onderzoek 53 inventarisnummers uitgedeeld aan vondstmateriaal (inv. 1 t.e.m. 53). Daarnaast werden nog 17 inventarisnummers uitgedeeld aan stalen, waaronder houtskoolmonsters (5), grondstalen (7) en pollenbakken (5). Er werden twee profielen geplaatst om de bodemopbouw te omschrijven. Het archeologische vlak werd aangelegd op één archeologisch niveau, meer bepaald op het niveau van de C-horizont. De C-horizont bevond zich op ca. 45 tot 55cm onder het huidige maaiveldniveau.
Er werden pollenstalen en stalen voor macroresten genomen uit enkele natte contexten.