Het terrein werd opgegraven in vier werkputten. Het totaal aangelegd oppervlakte is iets kleiner dan oorspronkelijk gepland: 3.609 tegenover 3.650 m2. Tijdens de archeologische opgraving werden ter controle van de reeds verkregen informatie omtrent de bodem nog drie profielen geplaatst. Er werden geen E- of B-horizonten aangetroffen in de profielen. Daarnaast waren in de noordelijke hoek van werkput 1 duidelijke verstoringssporen aanwezig in de bodem veroorzaakt door de bebouwing en activiteiten van de voormalige zagerij. Er kwamen 443 archeologische sporen aan het licht. Onder de antropogene sporen werden volgende categorieën en aantallen aangetroffen bij de aanleg van het vlak: 176 kuilen, 10 greppels, 246 paalkuilen, 2 karrensporen, 2 mogelijke poelen, 5 waterputten en 2 natuurlijke sporen. Na het couperen werden 67 van deze sporen als natuurlijk geïnterpreteerd, ontstaan door windvallen, bioturbatie of bodemvorming. Er werd geen selectie van de vondsten op het terrein doorgevoerd. Alle vondsten werden ingezameld, met uitzondering van deze aangetroffen in de bouwvoor. Er zijn in totaal 160 vondstnummers uitgedeeld. Het gaat voornamelijk om aardewerk. Metaalvondsten werden gerecupereerd met de hand of met de metaaldetector. Elk relevant spoor werd bemonsterd, zodoende de wetenschappelijke onderzoeksvraagstellingen beantwoord kunnen worden. Er zijn in totaal 51 stalen genomen tijdens de opgraving, enerzijds als bulkmonster, anderzijds als dendrostaal en pollenbakken.