De opgraving vindt plaats op een site met complexe verticale stratigrafie. Op de locatie van elke geplande leidingsleuf en inspectieput vond een archeologische opgraving plaats voorafgaand aan de aanleg van de leidingen. Het onderzoek was beperkt in omvang. Het betreft de aansluiting van 5 nieuwe regenwaterafvoeren langs de buitengevel van het koor op de bestaande riolering (zie figuur 4). De leidingen hebben een diameter van 18 cm en starten op een diepte van 30 cm onder het maaiveld. De diepte van de effectieve uitgraving bedraagt hierbij 40 cm. De diepte waarop de leidingen zullen worden aangesloten op de dichtst bij gelegen bestaande afvoer of inspectieput bedraagt ca. 55 cm onder het maaiveld, de diepte van de uitgraving bedraagt 60 cm. Op één plaats wordt hierbij de aanleg van een nieuwe inspectieput voorzien, van 50 bij 50 cm breed en met een diepte tot 130 cm onder het maaiveld (effectieve uitgraving van 1 m bij 1 m en een diepte van 140 cm). Het archeologisch onderzoek was voorzien in de zones waar de bodem door werken zou worden verstoord bij de aanleg van de regenwaterafvoeren en de inspectieput.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: SOLVA