De opgraving is uitgevoerd in 1 vlakdekkend onderzoek (1489,33m²). Bij de uitvoering van de vlakdekkende opgraving, bleek dat enkele sporen en structuren zeer dicht tegen de rand van de advieszone lagen. Op drie plaatsen is een iets ruimere uitgraving gebeurd dan oorspronkelijk voorzien was in het programma van maatregelen. Het betreft in totaal 29,5m² die is uitgegraven buiten de advieszone, steeds in zones die door de geplande bouwwerken ook verstoord zullen worden. In deze drie zones komen geen nieuwe sporen voor, waardoor met zekerheid gesteld kan worden dat de aanwezige structuren binnen de advieszone liggen en niet verder doorlopen in oostelijke of zuidelijke richting. De bodemopbouw van het projectgebied werd tijdens het vlakdekkend archeologisch onderzoek bestudeerd aan de hand van drie bodemprofielen. Op het projectgebied zijn weinig aanwijzingen voor colluviale afzettingen of erosie. De archeologische sporen zijn vrij goed bewaard onder ploeglaag en B-horizont. Op het niveau van het archeologisch vlak zijn grote verschillen op te merken in de bodem. Aan de westelijke zijde van de werkput is groen tertiair zand aanwezig. De quartaire deklaag was hier niet dik bewaard. Aan de oostelijke zijde kan lichtbruine zandleem worden vastgesteld. Op de overgang van deze twee lagen komt grind en kiezels voor. De archeologische sporen komen zowel voor in het tertiaire zand als in de zandleembodem. De archeologische site vertoont geen complexe verticale of horizontale stratigrafie en binnen het projectgebied zijn geen complexe sporen of complexe spoorcombinaties aangetroffen. Alle sporen werden aangesneden in de (on)gestoorde moederbodem. Een aantal sporen is onderzocht met een metaaldetector, op de aanwezigheid van metaalvondsten. Dit metaaldetectie-onderzoek leverde geen relevante vondsten op. Bij relevante sporen is een deel van de vulling bemonsterd in bulk. Tijdens het onderzoek zijn steeds alle vondsten gerecupereerd, gezien het beperkte aantal sporen en de kleine hoeveelheden vondsten was het niet nodig om op terrein een selectie te maken. Gezien geen indicaties van steentijd artefacten werden gevonden bij het vooronderzoek moest in eerste instantie geen rekening gehouden worden met de technieken specifiek voor opgravingen van steentijd artefactensites. Het vondstmateriaal is gewassen, de bulkstalen werden uitgezeefd op verschillende maaswijdtes (2 en 0,5mm) en er is een reststaal (1L) behouden. Het residu van deze stalen is per context en maaswijdte kort bekeken tijdens een assessment, met het oog op de onderzoeksdoelen en de vraagstelling, om te bepalen welke contexten in aanmerking komen voor verder natuurwetenschappelijk onderzoek.