De opdrachtgever plant op het terrein een verkaveling. De opgraving gebeurde aan de hand van een vlakopgraving waarbij 8 werkputten werden aangelegd voor een totale oppervlakte van 18.440 m².
Sporen die bij een structuur horen, werden wel handmatig onderzocht. Een aantal uitzonderlijk grote sporen werden met de grote kraan gecoupeerd en afgewerkt. Hierbij werd vooral gelet op het schaafsgewijs afwerken en het uithalen van vondstmateriaal. Wanneer concentraties vondsten werden gedaan, werd even handmatig verder gewerkt. Alle sporen zijn ook afgewerkt. De greppels zijn met de minigraver schaafsgewijs uitgehaald. Bij de vermoede structuren is telkens actief geschaafd om bijhorende sporen op te zoeken. De structuren zijn ook alle bemonsterd voor daterend onderzoek. Uitzonderlijke kuilen zijn eveneens bemonsterd, voor daterend en botanisch onderzoek. De vermoede rootkuilen/-greppels zijn tevens bemonsterd voor micromorfologisch onderzoek. Er werd driemaal bronbemaling gelegd, één maal op de beek en op de drie waterputten.