Tijdens het onderzoek zijn vier werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van 3361 m².
Het vlak werd aangelegd in de top van de C-horizont of de B-horizont. Om de aangetroffen kringgreppel in zijn geheel te kunnen onderzoeken, is werkput 2 richting het westen uitgebreid, nadat werkput 4 volledig was afgewerkt. Ter hoogte van de kringgreppel is ook een tweede vlak aangelegd, om de paalsporen in en onder de greppelvulling goed op te kunnen sporen. Het archeologische vlak is onder begeleiding van de veldwerkleider machinaal aangelegd door een kraan op rupsbanden met een gladde bak met een breedte van 2 m. Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten in vakken van 5 bij 5 m verzameld. Waar nodig is het vlak manueel opgeschaafd om de leesbaarheid te bevorderen. De sporen zijn meteen ingekrast en voorzien van een spoornummer. Vervolgens zijn het vlak en de sporen digitaal ingemeten en uitvoerig beschreven met behulp van een robotic Total Station (rTS). Daarnaast zijn op regelmatige afstanden vlak- en maaiveldhoogtes ingemeten. De aangetroffen grondsporen zijn met de hand gecoupeerd. Alle antropogene sporen zijn gefotografeerd, ingetekend (schaal 1:20) en beschreven. Het restant van de gecoupeerde sporen is vervolgens al schavend afgewerkt.
Voor het fysisch geografisch onderzoek zijn in de werkputten op regelmatige afstanden profielkolommen gedocumenteerd. De kolommen zijn handmatig opgeschaafd en vervolgens ingekrast. De lithologische lagen zijn gedocumenteerd, alsook de archeologisch relevante lagen zoals vegetatiehorizonten, cultuurlagen en sporen.
Het pollenonderzoek richt zich op deze sterk humeuze sporen: kuil KL01 en de kringgreppel KG01. Op basis van de resultaten werd een landschapsreconstructie voor de bronstijd voorgesteld.