Tijdens het vlakdekkend archeologisch onderzoek zijn 16 werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van ca. 2 ha (afb . 1.9). Het vlak werd aangelegd in de top van de C-horizont.
Het archeologische vlak is onder begeleiding van de veldwerkleider machinaal aangelegd door een kraan. Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten in vakken van 5 bij 5 m verzameld. Waar nodig is het vlak manueel opgeschaafd om de leesbaarheid te bevorderen. De sporen zijn meteen ingekrast en voorzien van een spoornummer. Vervolgens zijn het vlak en de sporen digitaal ingemeten en uitvoerig beschreven met behulp van een Total Station. Daarnaast zijn op regelmatige afstanden vlak- en maaiveldhoogtes ingemeten.
Tijdens de opgraving zijn in totaal 1099 sporen geregistreerd. Deze waren meestal goed bewaard. De aangetroffen grondsporen zijn met de hand gecoupeerd. Enkel de aanwezige waterputten zijn machinaal gecoupeerd, in dunne lagen onder begeleiding van de veldwerkleider. Alle antropogene sporen zijn gefotografeerd, ingetekend (schaal 1:20) en beschreven. Het restant van de gecoupeerde sporen is vervolgens al schavend afgewerkt. Eventueel aanwezige restanten van houten palen zijn verzameld.
Voor het fysisch geografisch onderzoek zijn in de werkputten op regelmatige afstanden profielkolommen gedocumenteerd. De kolommen zijn handmatig opgeschaafd en vervolgens ingekrast. De lithologische lagen zijn gedocumenteerd, alsook de archeologisch relevante lagen zoals vegetatiehorizonten, cultuurlagen en sporen. Deze zijn beschreven op textuur, kleur en bodemkundige verschijningen en gecontroleerd door een aardkundige.
In totaal zijn 234 vondsten geborgen tijdens de opgraving.