Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is besloten om het centrale deel van het plangebied nader te onderzoeken door middel van een archeologische opgraving. Dit is het gedeelte waar de relevante archeologische sporen zijn aangetroffen. Conform de specificaties in het programma van maatregelen in de archeologienota is nagenoeg de gehele geselecteerde vindplaats van 30.615 m² opgegraven. In totaal is 30.175 op vlak 1 aaneengesloten archeologisch onderzocht. Omdat het plangebied bij aanvang van het onderzoek niet volledig toegankelijk was, en er in eerste instantie sprake was van een start van de bouwwerkzaamheden tijdens het archeologisch onderzoek, is het opgravingsgebied gefaseerd opgegraven. Hierbij is zoveel mogelijk de fasering aangehouden zoals deze was voorzien in het PvM. Echter vanwege enige onduidelijkheid met betrekking tot de
betreding kon een deel in het uiterste oosten niet meegenomen worden. Daarom is als eerste is het gedeelte westelijk van een verhard pad, dat van noord naar zuid door het plangebied liep, opgegraven. Vervolgens is het oostelijke deel onderzocht, waarbij tevens het pad in delen is opgegraven.
Tijdens de opgraving bleek tevens dat veel sporen op het eerste vlak niet zichtbaar waren. Daarom is in een aantal werkputten een tweede vlak, soms een derde en incidenteel een vierde vlak aangelegd. Het was niet mogelijk om hier de werkputten direct dieper aan te leggen omdat dan de ondiepe sporen niet meer opgetekend konden worden. Ook bleken prehistorische sporen afgedekt te worden door een Romeins wegdek, jongere cultuurlagen en colluvium. De hoogte van het vlak varieerde tussen de 63.69 m TAW in het uiterste noordwesten tot 60.52 m TAW in het zuidoosten. De hoogte van het maaiveld was in het noordwesten 64.41 m TAW en in het zuidoosten 61.80 m TAW. De diepte onder het maaiveld ten opzichte van vlak 1 varieerde tussen de 0.45 en 1.28 m. De vlakken 2, 3 en 4 lagen tussen de 61.70 en 60.23 m TAW. De oppervlakte van vlak 2 bedraagt 3741 m², vlak 3 is 623 m² en vlak 4 is 14 m².
De aanleg geschiede door twee grote graafmachines. Eén van deze machines werd uitsluitend gebruikt om de recente bouwvoor af te graven tot op het niveau van het colluvium of oudere cultuurlagen. Dit ontstane vlak, vlak 0 genoemd, is afgezocht op vondsten van aardewerk en natuursteen. Met de metaaldetector is dit vlak afgespeurd op metalen objecten. De tweede kraan werd uitsluitend voor de aanleg van het vlak gebruikt.13 De aanleg van het vlak geschiede door met de kraan lagen grond van maximaal 10 cm te verwijderen waarna het ontstane vlak iedere keer systematisch werd gedetecteerd. Alle relevante metaalvondsten maar ook andere opmerkelijke vondsten (glas, vuursteen, keramische objecten) zijn driedimensionaal ingemeten. Alle overige aanlegvondsten zijn verzameld in vakken van 5 bij 5 meter per laag of spoorvullingen. Alle sporen en lagen zijn handmatig ingekrast. Na afloop zijn alle werkputten dichtgedraaid en met een wals verdicht.
Op het organisch materiaal van de natte contexten werd pollen- en macrobotanisch onderzoek uitgevoerd. Het hout van de waterputten werd onderzocht op bewerkingssporen en er werden dendrochronologisch onderzoek uitgevoerd.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: VUhbs archeologie
Bron: VAN RENSWOUDE J. 2020: Een Romeinse weg en een nederzetting uit de IJzertijd. Archeologisch onderzoek in Bilzen, Bivelenhof, Zuidnederlandse Archeologische Notities 88, Amsterdam.8
Type: nota (archeologieportaal)
Datum:
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opgraving Bivelenhof [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1073149 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.