Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek werden verspreid over het terrein, geschrankt, 39 boringen geplaatst met een Edelmanboor van 15 cm diameter. De boorstalen zijn handmatig verzameld en gezeefd op een maaswijdte van 2mm. Er werden geen archeologische indicatoren voor steentijdsites gevonden. In verschillende boorresiduen kwam aardewerk voor. Het ging voornamelijk voor handgevormd aardewerk uit de ijzertijd, maar er kwam ook een scherf laatmiddeleeuws aardewerk voor. Naar aanleiding van deze vondsten werd overgegaan tot een proefsleuvenonderzoek. Er werden zes proefsleuven aangelegd en vier kijkvensters voor een totale oppervlakte van 493 m². De totale advieszone voor proefsleuvenonderzoek omvat 4.936 m², maar wegens zones die niet te onderzoeken konden worden kwam het te onderzoeken oppervlak op 3858 m². Hierdoor werd 12,8 % van het terrein onderzocht. Er werden vijf profielen aangelegd in functie van de bepaling van het archeologisch niveau en om de bodemopbouw na te gaan. Uit deze profielen kwam een ABC-patroon, slechts in 1 profiel werd een E-horizont aangetroffen. In 3 profielen werd een dubbele ploeglaag (Ap1 en Ap2) aangetroffen. Op basis van de profielen werd duidelijk dat tijdens het verkennend booronderzoek een deel van de ploeglaag is bemonsterd, aangezien de Bh-horizont door bioturbatie vermengd is met de tweede ploeglaag. Hierdoor werd de Ap2-horizont verkeerdelijk aanzien als de Bh-horizont. Hierdoor is het mogelijk dat het aangetroffen handgevormd aardewerk dat werd aangetroffen bij de boringen uit de ploeglaag stamt en dus niet in situ aanwezig is, maar verplaatst door akker-, en landbouw.