Op basis van het bureauonderzoek en het proefsleuvenonderzoek werd een opgraving opgelegd in het zuidoostelijke deel van het plangebied. De advieszone voor verder onderzoek omvatte het zuidoostelijke gedeelte van het plangebied en had een oppervlakte van ca. 1.350m².
De opgravingszone werd aangelegd in drie werkputten. Het archeologisch vlak werd opgeschoond. Alle sporen kregen een uniek nummer, werden beschreven en geregistreerd via foto’s en opmetingen. De grondsporen werden geregistreerd, gecoupeerd en onderzocht.
Het archeologische vlak werd aangelegd op één archeologische niveau, meer bepaald het niveau van de C-horizont. Het archeologisch vlak bevond zich op een diepte van ca. 70 tot 90cm onder het huidige maaiveldniveau. In het noorden situeert deze zich op ca. +20,82m TAW en in het zuiden op ca. +20,51m TAW. Er is sprake van een vrij beperkt niveauverschil.