Na het wegnemen van de aanwezige verharding werden drie proefsleuven en één extra kijkvenster getrokken op het te verstoren deel van het terrein tot op het archeologisch leesbare niveau. De gerealiseerde sleuven hadden een breedte van 2 meter en een lengte van respectievelijk 24,5 meter, 24 meter en 39 meter. Het gerealiseerde kijkvenster had een oppervlakte van 3,35m². In totaal werd een oppervlakte van plusminus 178,35m² onderzocht door middel van proefsleuven. Eén van deze proefsleuven is aangelegd in twee vlakken. Binnen het bestaande hoevegebouw werd op de locatie van de voorziene proefputten, de aanwezige vloerbedekking machinaal verwijderd waarna het losse puin eveneens machinaal verwijderd werd tot op het archeologische niveau. Hierna werden de vijf proefputten verder onderzocht en eventueel verdiept tot op de moederbodem. Er werd tevens één extra proefput uitgegraven. Aanwezige muurresten werden geregistreerd en niet verwijderd. Bij de aanwezigheid van archeologisch waardevolle vloerresten, werd de proefput niet verder verdiept maar werd het onderzoek gestaakt na registratie van het eerste archeologische niveau. Ter hoogte van Werkput 6 werd het verdiepen van de put gestaakt door de aanwezigheid van waterhoudende lagen op een diepte van ongeveer 80 centimeter. Alhoewel de onverstoorde C-horizont hier niet werd bereikt, is deze diepte ruim onder de voorziene verstoringsdiepte voor de realisatie van de nieuwe vloeropbouw. Met de extra gerealiseerde werkput werd een oppervlakte van plusminus 39,5 m² door middel van proefputten onderzocht binnenin de Molenhoeve. Gezien het geringe aantal vondsten werden alle vondsten geteld en beschreven. Er gebeurde geen staalname. Er werden 95 individuele spoornummers toegewezen. De bodemopbouw is geregistreerd aan de hand van meerdere referentieprofielen binnen en buiten het hoevegebouw. Binnen de hoeve zijn verschillende antropogene ophogingslagen aangetroffen die al dan niet rustten op een mogelijke oudere Ap-horizont met homogeen bruine kleur met hieronder de resten van een B2ir-horizont of een gereduceerde C-horizont. In de proefsleuven buiten het hoevegebouw zijn antropogene ophogingen vastgesteld bovenop de A, resten van de B en C-horizont.