Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling werd binnen het projectgebied een archeologisch vooronderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd gewerkt met parallelle en continue proefsleuven. De 10 sleuven zijn 2 meter breed en werden parallel aan de oostelijke grens van het onderzoeksgebied gegraven. De oriëntatie van de sleuven is quasi noord-zuid. De oriëntatie van de werkputten maakt het mogelijk de aanpassingen aan de bodem binnen het onderzoeksgebied die werden vastgesteld tijdens het landschappelijk bodemonderzoek in kaart te brengen en een continu werkvlak aan te houden. De afstand van middenpunt tot middenpunt tussen de sleuven bedraagt maximaal 15 m. De onderzochte oppervlakte beslaat 1302,20 m2. Daarvan werd 1266,3 m2 onderzocht door middel van parallelle proefsleuven. Er werden twee kijkvensters gegraven: één in werkput ter hoogte van spoor 6 en één in werkput 6 ter hoogte van spoor 72. Beide kijkvensters samen hebben een oppervlakte van 35,9 m2. Er werd ten opzichte van de te onderzoeken oppervlakte een dekkingsgraad van 11 % bereikt. Het aangelegde vlak werd gescreend met de metaaldetector. Dit leverde geen vondsten op. Eén relevant profiel werd door de assistent-aardkundige geselecteerd en beschreven volgens de bepalingen opgenomen in de CGP. Verspreid over het onderzoeksgebied werden bijkomend nog 15 profielkolommen geregistreerd. Om de aangetroffen sporen te onderzoeken op het vlak van aard, functie en bewaring werden 8 sporen gecoupeerd. In totaal zijn 139 spoorcomplexen geregistreerd. Er werden vondsten aangetroffen uit minstens twee perioden, de late middeleeuwen en de Romeinse tijd.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Fodio bvba