Het terrein werd geëvalueerd door middel van drie proefsleuven (of werkputten). Er werd door het ontbreken van archeologische sporen beslist om geen kijkvensters aan te leggen.
De aangelegde proefsleuven en kijkvensters waren in totaal goed voor een oppervlakte van 487 m². Daarmee werd 10,76 % van het onderzoeksgebied van 4528 m² archeologisch onderzocht.
De locatie van de proefsleuven werd eerst uitgezet aan de hand van een GPS-toestel. De proefsleuven waren op voorhand parallel uitgetekend met een tussenafstand van 15 m (as op as) en een breedte van 2 m.
Na het aanleggen van de proefsleuven werden het terrein nogmaals gecontroleerd op vondstmateriaal. Door het ontbreken van archeologisch relevante sporen en de door jonge ouderdom van de vaststellingen werden geen coupes gezet.